NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Fagel, françois nicolaas

betekenis & definitie

FAGEL (François Nicolaas), bij diploma van 5 Oct. 1703 baron des H.R. Rijks, ged. 3 Febr. 1655 te Nijmegen, overl. 23 Febr. 1718 te Sluis, zoon van Nicolaas F., burgemeester van Nijmegen en Elisabeth Robbé.

Op jeugdigen leeftijd in militairen dienst getreden diende F. sedert 1672 als vaandrig te Maastricht; na het beleg dier vesting, die in Nov. door Willem III ontzet werd, bevorderde

de vorst van Waldeck hem tot belooning voor zijn dapper gedrag tot kapitein. In den slag bij Séneffe, waar hij deel uitmaakte van het regiment van vorst Maurits, werd hij gevangen genomen (11 Aug. 1674). Prins Willem III bevorderde hem, nadat hij vier veldtochten had medegemaakt, tot luitenant-kolonel en kapitein van de Gardes te voet en in 1679 tot kolonel van het regiment van Lavergne. Kort vóór de expeditie naar Engeland van 1689 werd hij bevorderd tot brigadier. Later diende hij in Vlaanderen en onderscheidde zich in den slag bij Fleurus (1 Juli 1690). Grooter roem verwierf hij zich in 1691 door de verdediging van Bergen, onder het opperbevel van den prins de Berghes, tegen 100.000 Franschen onder Boufflers en Vauban; door pressie der burgerij werd de stad, in weerwil van F.'s verzet, overgegeven (8 April 1691).

Bij Steenkerke (3 Aug. 1692) commandeerde F. zeven nederl. bataljons; in den slag bij Neerwinden streed hij op den linkervleugel en wist met zijn troepen, gesteund door de Denen, den vijand bij Neerlanden terug te drijven. Door koning Willem tot generaal-majoor bevorderd, nam hij met roem deel aan het beleg van Namen; met 3 nederl. regimenten was hij belast met den aanval op de werken aan de St. Nicolaaspoort; bij een uitval der Franschen in den nacht van 12-13 Juli werd F. ernstig gekwetst. Kort daarna tot luitenant-generaal bevorderd, hielp hij in 1702 mede aan de redding van Nijmegen onder den graaf van Athlone (Juni). De bestorming van den bedekten weg van Venlo geschiedde door de Engelschen onder Fagel en door de Pruisen onder graaf van Lottum; 23 Sept. 1702 ging Venlo aan de Staatschen over. Bij de bestorming van Luik waren het nederlandsche, engelsche en pruisische bataljon, onder Fagel en Somerfield, die spoedig het pleit beslechtten (29 Oct. 1702). Bij het beleg van Bonn onder leiding

van Coehoorn was Fagel een der onderbevelhebbers, met Obdam, v. Dedem en Pallandt; Bonn ging in 10 dagen over (14 Mei 1702). In het gevecht bij Ekeren werd Fagel tweemaal gekwetst.

In 1704 en 1705 had hij als veldmaarschalk het bevel over de nederl. en engelsche troepen in Portugal. Door zijn beleid werd Valencia de Alcantara veroverd (Mei), waarop de inname van Albuquerque spoedig volgde. Gebrek aan ondersteuning en medewerking, ongeoefende troepen, slecht bereden ruiterij, tegenwerking van de zijde der katholieken en der franschgezinde staatslieden maakten, dat hij het beleg van Badajoz moest opgeven; uit spijt hierover vroeg en verkreeg hij zijn terugroeping doch bleef voorloopig ter plaatse. Doch toen naar zijne meening de leiding der krijgsoperatiën hoe langer hoe slechter werd, vertrok hij in Nov. 1705 naar Holland, na door den koning van Portugal tot grande te zijn verheven. In 1706 hielp hij Oostende innemen onder Ouwerkerk, met Sparre en Oxenstierna, nam deel aan het gevecht bij Wijnendaal en aan de slagen bij Ramillies en Malplaquet. Voorts was hij bij de afdeelingen, die Doornik belegerden (Juli 1709), en ook bij het beleg van Béthune (1710), in medewerking met Schulenburgh, op wien F. zeer naijverig was.

Bij het beleg van Bouchain had F. het opperbevel. Op uitdrukkelijk bevel van Marlborough, onder wiens bevelen F. stond, weigerde deze elke onderhandeling, zoodat Bouchain, dat onder bevel van de Ravignan stond, zich op genade of ongenade moest overgeven. F. schijnt in dezen milder gedacht te hebben, doch in elk geval verwierf hij zich grooten roem door de inneming van deze sterke plaats binnen 23 dagen (21 Aug.-12 Sept.), terwijl de Franschen haar uitmuntend verdedigden en een sterk leger tot ontzet in aantocht was. In Mei 1712 nam hij een versterkte stelling langs de Schelde tusschen Neuville en Hordain in; na den vrede van Utrecht werd hij in 1713 benoemd tot gouverneur van Sluis.

Fagel was een dapper, beleidvol, onomkoopbaar veldoverste. Z'jn geschilderd portret berust bij Baron Fagel, huize Avegoor, de Steeg (J. Houbraken sc.).

Zie: De lijkrede van A. Hattinga (Middelburg 1718); Wagenaar, Vadérl. Hist. XVI, 104, 145, 183, 245; XVII, 226, 266, 343; van Wijn, Aanm. enBijv. op Wagenaar XVIII, 49, 50, 51, 62; van Kampen, Vaderl. Karakt II, 535-537; Bosscha, Neerl. Heldend. te Land II, 242, 254, 274, 314, 315, 319, 332, 352, 392, 442, 455, 473, 504, 514-516, 522, 523, Bijl. 3; Leven van F.N F. in Levensbeelden v. eenige voorn.

Nederl. mannen en vrouwen (Haarlem 1795) XI, 291; W.M.C. Regt in Genealogische en Heraldische Bladen I (1906) 85.

Eysten

< >