ERKENSWIJK (Warner Hendrik), geb. 6 Mei 1741 te Assen, overl. aldaar 14 Jan. 1820, begraven te Borger, was een zoon van Gillis Erkenswijk (geb. te Meurs in het graafschap Cleef, gedurende drie jaar hervormd predikant te Zuidwolde, later te Assen, overl. aldaar in 1777) enAleida Carsten (overl. te Meppel in 1803), bezocht de latijnsche school in de geboorteplaats van zijn vader en werd in 1757
als student in de rechten ingeschreven te Groningen, waar hij o.a. de lessen bijwoonde van Schwartz, Ruckeren Frederik Adolf van der Marck. Hij promoveerde 28 Maart 1761 op een dissertatie De justa interpretatione legum civilium Drenthiae doctrinali, vestigde zich als advocaat te Assen, kreeg in 1770 uitzicht om schout van Rolde en Assen te worden, doch werd in plaats daarvan schout te Ruinen en Ruinerwolde, terwijl hem tevens het ambt van gerechtsschrijver van deze vrije heerlijkheid werd
opgedragen.