ENG (Jacobus uten), zoon van Beernt (2) en Johanna Over de Vecht, overl. te Utrecht 14 Mei 1569. Hij was magister en licentiaat in de beide rechten, vicaris-generaal van Willem van Enckevoirt (kol. 435), kanunniken sinds 1541 deken van het kapittel van St.
Pieter. Als officiaal trad hij op in een akte van 22 Dec. 1543(Register Charters en Besch. O. ArchiefKampen no. 1956). In 1547 deed hij met anderen een uitspraak over het bezit der kerk van Renkum. Bij testament stichtte hij een gasthuis voor 14 arme mannen, bekend als het Apostelgasthuis.
Zie:Hoynck van Papendrecht, Analecta, III A244; Drakenborch, Aanhangsel kerk. oudh. van Nederland 171-2; Diarium van Buchelius 19; S. Muller Fz., Gesch. der Fundatiën (Utrecht 1900) 99v.v.;dezelfde, Verslagen van kerkvisitatiën (Werken Hist. Gen. III: 29) 468-9; ArchiefAartsb. Utrecht III 400; XII, 377 v.v.; XXIV, 50; XXXI 50, v.v. Over het geslacht: Geneal. en Herald. Bladen III, 465 v.v. van Kuyk