NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Eginhard, of egihard

betekenis & definitie

EGINHARD of Egihard, bisschop van Utrecht (circa 845-848). Met zekerheid komt hij als zoodanig voor in de oorkonde van 21 Maart 845, waarbij keizer Lotharius

I de Sint-Maartenskerk bevestigde in het bezit der immuniteit van al hare goederen. Deze bevestiging geschiedde te Aken, op verzoek van Eginhard, die van het Oude Trecht ‘vocatus episcopus’ heet. Sommigen maakten hieruit op, dat hij niet werkelijk bisschop van Utrecht is geweest, doch het bestuur van het bisdom slechts zal hebben waargenomen. Maar deze gevolgtrekking schijnt toch geen steek te

houden, al is het waar, dat Eginhard in de kroniek van Beka en de oude bisschopslijst van Utrecht niet voorkomt. Terecht evenwel wordt de bewering afgewezen, als zou onze Eginhard de beroemde Einhard zijn, vriend en geheimschrijver van Karel den Groote die later abt werd. Twee personen zijn hier gewis te onderscheiden.

Van bisschop Eginhard is verder niets bekend; doch wijl 12 Aug. 850, mogelijk reeds 848, Ludger als zijn opvolger voorkomt, moet hij vóór dien tijd overleden zijn.

Zie: W. Heda, Historia (Ultraj. 1643) 52; Bataviasacra (1714) I, 109; H.J. Royaards, Geschiedenis van het gevestigde Christendom en de christelijke Kerk in Nederland (Utrecht 1849) I, 123; Nederlandsch Archievenblad XX (1911) 30.

Brom

< >