EEM (Egbertus, ook wel Elbertus van), geb. te Kampen 13 Jan. 1748, overl. te Dordrecht23 Oct. 1821, gehuwd metSara Jongeling, werd in 1776 (?) organist van de Augustijnenkerk te Dordrecht; later ging hij in gelijke betrekking over naar de Groote kerk aldaar. Zijn zoon Hendrik Arend was een goed dilettant-clarinettist.
Van zijn composities zijn bekend: Gemeenzame samenspraken over musikale beginselen bij manier van onderwijs, 1780 (Hs. Cat v.d. bibl. der Mij. totbevord. dertoonkunsten der Ver. v. noordnederl. muziekgesch. I (1884) 139); De psalmen en lofzangen in de hervormde kerken gebruikelyk met agrementen en bassen, c. 1780 (Hs. t.a.p); Sixdivertissementspourle clavecin accompagnez d'un violon (ad lib.) a l'usage des commengans. Oeuvre premier (Amsterdam) (Verz. J.W. Enschedé).Zie: Potholt, De muzyk van de CL psalmen (Amst. 1777), naamlijst der inteekenaareninvoce, Verschuere Reynvaan, Muzykaalkunstwoordenboek (Amst. 1795) 614; Caecilia IV (1847) 132; Gregoir, Historique de la facture d'orgues; 112, 119; Bouwsteenen reg.
Enschedé