NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Eem, egbertus, ook wel elbertus van

betekenis & definitie

EEM (Egbertus, ook wel Elbertus van), geb. te Kampen 13 Jan. 1748, overl. te Dordrecht23 Oct. 1821, gehuwd metSara Jongeling, werd in 1776 (?) organist van de Augustijnenkerk te Dordrecht; later ging hij in gelijke betrekking over naar de Groote kerk aldaar. Zijn zoon Hendrik Arend was een goed dilettant-clarinettist.

Van zijn composities zijn bekend: Gemeenzame samenspraken over musikale beginselen bij manier van onderwijs, 1780 (Hs. Cat v.d. bibl. der Mij. totbevord. dertoonkunsten der Ver. v. noordnederl. muziekgesch. I (1884) 139); De psalmen en lofzangen in de hervormde kerken gebruikelyk met agrementen en bassen, c. 1780 (Hs. t.a.p); Sixdivertissementspourle clavecin accompagnez d'un violon (ad lib.) a l'usage des commengans. Oeuvre premier (Amsterdam) (Verz. J.W. Enschedé).Zie: Potholt, De muzyk van de CL psalmen (Amst. 1777), naamlijst der inteekenaareninvoce, Verschuere Reynvaan, Muzykaalkunstwoordenboek (Amst. 1795) 614; Caecilia IV (1847) 132; Gregoir, Historique de la facture d'orgues; 112, 119; Bouwsteenen reg.

Enschedé

< >