DUVENVOORDE (Willem van), bastaardzoon van den voorg., overl. 12 Aug. 1353 te Brussel, eerstWillem Snickerieme, daarna Willem'sheer Ph. zoon van Duvenvoorde en eindelijk W.v.D. genoemd. Deze bastaard wist zich door zijne talenten een eerste plaats aan het hof van graaf Willem III en uitgestrekte bezittingen te verzekeren.
Hij wordt eerst vermeld in 1311 als ‘'s graven knape’, in 1313 beleend meteenige hoeven onder Nootdorp, in 1317 tot 's graven kamerling gemaakt en diens zegelbewaarder; ‘van datoogenblik’, zegt H.J. Koenen, ‘is hij voortdurend hooger gestegen en begiftigd met steeds belangrijker bezittingen tot belooning van zijn financiëel talent, terwijl hij er verder in slaagde tusschen het grafelijk domein en zijn eigen particulier vermogen belangrijke transacties af te sluiten, naar het schijnt tot genoegen van beide partijen en zeker tot zijn persoonlijk voordeel’. In 1325 werd hij levenslang kamerling gemaakt, een eer, die een hooge uitzondering was; hij volgde in 1328 den Graaf naar Vlaanderen en streed daar mede in den slag bij Mont-Cassel; omstreeks dezen tijd zal hij de ridderlijke waardigheid hebben bekomen, terwijl de legitimatiebrief, dien hij in het volgend jaar van den Keizer ontving, de kroon op zijn succes zette.
Reeds in 1320 begon hij, door zich te doen beleenen met de ambachten Dubbelmonde en Almonde, den grondslag te leggen voor zijn uitgebreid grondbezit, gelegen in de hollandschbrabantsche grensstreken; achtereenvolgens verwierf hij zich nu: het schoutambacht van Geertruidenberg met de opbrengst der boeten, om
daarmede deze plaats te versterken: inderdaad ommuurde hij deze en bouwde er een kasteel; verder werd hij heer van Oosterhout (1325), waar hij ook een slot bouwde; in de buurt van Almonde en Dubbelmonde verkreeg hij nog: Twintighoeven en andere plaatsen in de Langestraat (1328), Monsterkerk en Standhazen (1330), Strevelshoek (1345). Hoogst belangrijk was de aankoop (1339) van de heerlijkheid Breda, van den hertog van Brabant; hierdoor verkreeg hij een afgerond, aaneengesloten complex goederen in het westelijk deel van het tegenwoordige Noord-Brabant. Ook in Holland, Zeeland en Utrecht bezat hij vele rechten en bezittingen. Uit zijn huwelijk (1327) met Heylwich van Vianen, erfdochter van Zweder, heer van Vianen, die in armelijke omstandigheden verkeerde en zijn rijken schoonzoon burcht en heerlijkheid van Vianen afstond, omdat hij de huwelijksgift niet kon voldoen, had heer Willem geen kinderen. Reeds in 1329 was er een regeling getroffen, dat zijn broeder Jan van Polanen zijn erfgenaam zou zijn, en bij zijn testament (1350) verdeelde heer Willem zijne goederen onder zijne broeders Jan, Philips, Dirk en Gerard van Polanen. Heer Willem was stichter van een Karthuizer-klooster bij Geertruidenberg en van een Clarissenklooster te Brussel, waar hij werd begraven.
Te Brussel had hij een huis gebouwd, waarvan nu de kapel nog in wezen is, en dat later aan de Nassau's behoorde (nu deel van het Rijksarchief). Heer Willem liet eenige bastaardkinderen na, van welke wij noemen: Willem eerstheervan Dongen,laterheervan Oosterhout,ambachtsheer
van Ridderkerk, overl. 1400, na tweemalen gehuwd te zijn geweest: 1o. met Heylwig van Wassenaer, dochter van Philips III van Wassenaer, kinderloos
overl. in 1395; 2o. Catherina de Ghistelles uit Vlaanderen, leefde nog 1414; 2o. Clementia, huwde 1334 Jan, oudsten zoon van heer Willem van Dubbeldam; 3o. Elsebene in 1331 gehuwd met J an van Wendelnesse; 4o. Dirk, voor wien in 1345 zijn vader Zwijndrecht kocht, zonder kinderen overl.;
5o. Beatrix huwde Roelof van Dalem; zij kreeg later Dongen, toen haar broeder Willem Oosterhout ontving.
Zie: H.J. Koenen, Willem Snikkerieme en zijne magen, ofde opkomst der Polanen's in: WapenherautVIII (1904). Deze hoogst belangrijke studie verbetert in allen deele de opgaven van Obreen, Gesch. gesl. Wassenaer 182.
Obreen