NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Diepholt, jonker otto van

betekenis & definitie

DIEPHOLT (Jonker Otto van), of Deffolt, gelijk S. Benninghe hem noemt, die van hem spreekt als van een ‘bastaard van de deffoltsche heeren’, een geoefend krijgsman uit den aanvang der 16e eeuw, werd door graaf Edzard van Oostfriesland, die toen te Aurich was, naar de Groningers gezonden, om hen bij te staan tegen de troepen van George van Saksen, in het begin van 1514 weder in aantocht tegen hunne stad.

Op zijn (Otto's) raad, werden de vestingwerken bij Slogteren en Hoogkerk verbeterd en in staat van tegenweer gebracht. Toen Diepholt een paar duizend man onder zijne bevelen had, heroverde hij nagenoeg alles, wat de Saksers reeds genomen hadden, o.a. de sloten van Farmsum en Oterdum en de kerk te Reide; uit de laatste plaats werden zij zelfs geheel verdreven. Door dit succes ondervond het werk van Königstein, door den Keizer tot George gezonden, opnieuw vertraging, daar hij den Raad van Groningen er toe wilde brengen om Edzard te verlaten. Slechts tot een wapenstilstand kwam het, maar de strijd werd dra hervat, daar de partijen te ver van elkaar stonden. Met eene groote macht Groningers, Oostfriezen en huurlingen trokken Edzard en Diepholt op in de richting van Aduard, waar levendig geschermutseld werd, doch het klooster in die plaats niet kunnende veroveren, keerde Edzard, met achterlating van zijn bevelhebber, op het bericht van de nadering van Hendrik van Brunswijk en van een saksische vloot op de Eems eerst naar Groningen, daarna naar zijn land terug. In den verderen oorlog heeft Diepholt zich voornamelijk onderscheiden door zijne krachtige verdediging van Appingedam, dat, 21 Juli 1514, door de troepen van de hertogen van Saksen, Luneburg en Brunswijk en van von Leisnig en de graven van Bentheim en Stolberg geweldig werd aangetast.

Hardnekkig verdedigden zich, onder Diepholts kranige leiding, de belegerden, een 800 soldaten, gesteund door gewapende burgers en boeren. Op 3 Aug. op drie plaatsen tegelijk stormend. slaagden de belegeraars, mede ten gevolge van het verraad van een zekeren Hans ter Molen, na herhaaldelijk door het zware vuur

en de pekkransen der bezetting en burgers te zijn teruggeworpen, er ten slotte in, de stad binnen te dringen. Een algemeene slachting werd toen, vooral door de ‘zwarte wacht’, aangevangen. Diepholt zelf werd in zware ketenen geklonken als een misdadiger gevankelijk naar Medemblik of, volgens anderen, naar Leeuwarden ‘opt huys’weggevoerd, tegelijk met Cornelis Funck van Anhalt, kapitein van eene compagnie. Na korten tijd is D. uit de gevangenis ontvlucht en bij Edzard teruggekomen, in wiens dienst hij later, toen de graaf nog voor zijn wegzinkend gezag in de Ommelanden zocht op te komen, nog een, hoewel vruchteloozen, strooptocht ondernam (1518). Nog éénmaal ontmoeten we den naam van Diepholt. Het is bij de capitulatie van Dokkum 27 Aug. 1523 (I kol. 953); Diepholt was toen n.l. een van de vertegenwoordigers der Bourgondiërs daarbij.

Zie, behalve de oostfriesche, groningsche en friesche kronieken, de schrijvers van dien tijd. Voornl.: Tegenw. staat der Nederl. XX: Beschr. v. stad en Lande (1793) 296, 304 vlg.; T.D. Wiarda, Ostfr. Gesch. (Aurich 1792) II, 233, 255, 256; E.J. Diest Lorgion, Gesch.

Beschr. der stad Groningen (Gron. 1852) I, 365; H. Reimers, Edzard der Grosze 86, 100 (Abh. und Vortr. zur Gesch. Ostfr. XII-XIV), ook nog: C.V.V. in Gron. Volksalmanak 1846, 184-185.

Kooperberg

< >