NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Denemarken, jacob van

betekenis & definitie

DENEMARKEN (Jacob van), geb. inde 2e helft der 13e eeuw. Hij was commandeur van het St.

Janshospitaal te Jeruzalem. 10 Mei 1312 werd hij benoemd tot bisschop van Zuden i.p.i. en wijbisschop van Utrecht. Deze waardigheid oefende hij uit onder vier opvolgende bisschoppen. Nog in 1329 werd hij door bisschop Jan van Diest voor vier of vijfjaar als zoodanig aangesteld. In 1314 wijdde hij een altaar te Zutfen. Hij stond op zeer goeden voet met graaf Willem III van Holland, die hem in 1313 leengoed op Walcheren schonk. In 1321 benoemde hij hem tot rentmeester van het land van Amstel en Woerden, terwijl hij hem in 1326 nog de inkomsten van de kerk van West-Munster te Middelburg schonk. Toen in 1322 de zetel van Utrecht openviel, deed de graaf zijn best Jacob tot bis-

schop van Utrecht te verheffen, doch door de tegenwerking, vooral van den domproost Floris van Jutfaas, mislukte dit. Na 1329 vindt men zijn naam niet meer vermeld.

Zie: ArchiefAartsbisd. UtrechtXXX, 254 e.v.; van Mieris, CharterboekII, 136, 180, 265, 281, 389; v. Heussen, Batavia Sacra II, 320.

Gasman

< >