CHARLOTTE van Bourbon, prinses van Oranje, geb. 1546 of 1547, gest. te Antwerpen 5 Mei 1582, derde gemalin van prins Willem I van Oranje, vierde dochter van Louis II, hertog van Bourbon-Montpensier en Jacqueline de Longwy, gravin van Bar sur Seine. Zij was reeds kort na hare geboorte bestemd voor het klooster Jouarre, waar hare tante abdis was, en werd er tegen haar zin en met geweld gedwongen tot de wijding als opvolgster der gestorven abdis, ofschoon zij nog slechts 12 of 13 jaren oud was (17 Maart 1559).
Zij bleef in deze dubbelzinnige positie tot in Februari 1572, in voortdurende oneenigheid met haren streng katholieken vader en blijkbaar overhellend tot de Hugenoten. Zij vluchtte toen uit haar klooster naar het veilige Sédan, waar hare zuster, de hugenootsche hertogin van Bouillon, verblijf hield, en vervolgens naar Heidelberg aan het hof van den gereformeerden keurvorst Frederik III van de Paltz. Overgegaan tot het calvinisme, vond zij hier krachtige bescherming tegen den toorn en de bedreigingen haars vaders en werd er op hare beurt de hulp en steun van vele na den Bartholomeusnacht uitgeweken Hugenoten. Te Heidelberg heeft prins Willem van Oranje haar waarschijnlijk reeds in 1572 gekend. Ruim twee jaren later, nadat het gedrag zijner gemalin deze geheel van hem had gescheiden, deed de Prins haar door middel van Marnix van St. Aldegonde en den graaf van Hohenlohe een huwelijksaanzoek. Zij vroeg den
raad van den keurvorst en stemde in het begin van 1575 toe, terwijl de protestantsche theologen haar en den Prins geruststelden ten opzichte van de geldigheid van het huwelijk, ook zoolang de van overspel overtuigde prinses Anna nog leefde (vgl. kol. 151). Zij huwden 12 Juni 1575 te Brielle; het huwelijk, waarvan het contract 25 Juni werd geteekend, werd ingezegend door den hofprediker Taffin. Zeven jaren lang heeft zij met den Prins lief en leed gedeeld, door ieder, die haar kende, geacht en bemind om haar lieftallig en toch krachtig karakter, geprezen om haar vroomheid en moed; de spaansche partij bleef echter in haar steeds de ‘verloopen non’ zien en minachten, gelijk ook vele katholieken tot in onzen tijd haar en den Prins ook om deze reden zoowel als om het feit van het huwelijk zelf, nog tijdens het leven van prinses Anna, laken.
Zij schonk den Prins en zijnen kinderen uit diens vorige huwelijken een gelukkigen huiselijken kring en steunde haren echtgenoot in diens moeilijkheden. De verzoening met haren vader had in 1579 plaats. Bij den aanslag van Jean Jaureguy op den Prins te Antwerpen (18 Maart 1582) gedroeg zij zich heldhaftig en omringde den gewonde met alle denkbare zorgen, hem nacht en dag niet verlatend. De bovenmatige inspanning en de tijdens de herhaaldelijk uiterst hachelijke genezing ondervonden angsten sloopten hare krachten en, nog vóór de Prins geheel hersteld was, is zij bezweken. Zij liet zes dochters na en werd in de hoofdkerk te Antwerpen begraven. In 1581 heeft Hendr. Goltzius haar portret gegraveerd.
Een aantal harer brieven is opgenomen in Groen's Archives de la Maison d'Orange-Nassau, V-VIII. Haar leven werd uitvoerig beschreven door J. Delaborde, Charlotte de Bourbon, Princesse d'Orange (Paris1888); vgl. ook Naber en de Neve, VorstinnenuithetHuis Oranje-Nassau (Haarlem 1901) 24.
Blok