CHAIS VAN BUREN (Charles Alexandre), vicepresident van de arr.-rechtbank te Amsterdam, 19 Juli 1837 te Hoorn geb. en 21 Nov. 1888 te A'dam overl. Zijn vader, Mr. H.A.C. Chais van Buren, was rechter te Hoorn, zijn moeder was een jonkvrouwe van Akerlaken, geboortig uit laatstgenoemde stad. Hij begon zijn academische studiën aan het Athenaeum Illustre te A'dam, in 1853, en voltooide ze in 1859 te Leiden met het schrijven van een dissertatie over de Staatkundige beginselen van Marnix van St Aldegonde. Hoewel gestudeerd hebbende in de rechten en ook in die faculteit gepromoveerd zijnde, trokken toch de letteren en vooral de historie hem voortdurend het meest aan. Inderdaad was hij dan ook meer een man voor het stille studeervertrek dan voor de woelige rechtspraktijk. En hoezeer zijn studiën op historisch gebied de aandacht trokken en gewaardeerd werden - zie de lijst zijner geschriften beneden - blijkt wel hieruit, dat hij in 1865, na den dood van prof. Beijerman, in aanmerking kwam om aan het amsterdamsch athenaeum tot diens opvolger te worden benoemd. Hij stond op de voordracht met Theod. Jorissen, destijds leeraarte Haarlem, maar deze werd benoemd. Kort daarna werd Chais van Buren plaatsvervangend kantonrechter te Nieuwer-Amstel en in 1868 rechterplaatsvervanger aan de arr.-rechtbank te Amsterdam. In 1873 werd hij tot lid, in 1885 tot vice-president van deze rechtbank benoemd. Op welk een voorbeeldige wijze hij deze rechterlijke betrekkingen waarnam, kan men zien uit de woorden aan zijn nagedachtenis gewijd, o.a. in het Paleis van Justitie van 22 Nov. 1888 en in het Weekblad van het Regtv. 10 Dec. 1888. Van de vele maatschappelijke betrekkingen, door Mr. Chais van Buren bekleed noemen wij nog die van hoofdbestuurder van het Genootsch. tot zedelijke verbetering der gevangenen, bestuurslid van het Doorgangshuis te Hoenderlo, bestuurslid van het Ned. Bijbelgenootschap, medebestuurder van ‘Felix Meritis’ en van vele andere vereenigingen en instellingen, vooral ook van philanthropischen aard. Verder was hij diaken en archivaris van de Waalsch Hervormde gemeente te Amsterdam. In het godsdienstige orthodox, was Ch.v. Buren afkeerig van al wat naar godsdienstijver en onverdraagzaamheid zweemde. Met zijn vriend en geestverwant Hasebroek werkte hij gaarne samen aan de vertaling van hun beider lievelingsboek De Imitatione Christi van Thomas a Kempis. Van zijn eigen geschriften noemen wij, behalve de reeds bovengenoemde dissertatie: Een bladzijde uit het leven van Mr. Nicolaas Witsen, burgemeester van Amsterdam (1862), in de Berigten van het Hist. Genootsch. (2e Serie, II, 2 st.); Een woord terherinnering aan Savigny (in Nieuwe Bijdragen van Regtsgeleerdheid en WetgevingXII: 2, 311). Ten behoeve van het Deutsches Staats-Wörterbuch van Bluntschli en Brater schreef hij de afdeeling Nederland, in 2 stukken (dl. VII): Geschichte der Staatsbildung, Staatsverfassung, Staatsverwaltung und Statistik, en Niederländische Kolonieen, Geschichte, Verfassung und Statistik derselben (1862); verder Motley's Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden (in de Boekzaal derGel. wereld, onderred. van Dr. J.J. van Toorenenbergen, jaarg. 1862); andere opstellen in datzelfde tijdschr., jaarg. 1860,1862 en 1863; voorts Abr. de Wicquefort, Histoire des Provinces Unies des Pays-Bas, 4 dln. (1861-1874), door hem in vereeniging met Mr. L. Ed. Lenting uitgegeven; Woord van Philips van Marnix van St. Aldegonde aan zijne tijdgenooten, bij het derde eeuwgetijde der inneming van den Briel aan de leerlingen der school van den heer J. Hesta Bz. herinnerd (1872), en Verzameling van eenige geschriften vervat in het familiearchief van D. vanAkerlaken (1889), uitgegeven in samenwerking met D. van Akerlaken. Eindelijk was Chais van Buren werkzaam als lid eener commissie tot herziening der Gezangbundels (‘Commission pour le Chant sacré’), die in 1881 te 's Gravenhage vergaderde, en 1882-1885 van de Commission de l'histoire des églises Wallonnes.
Zie: Levensber. Letterk. 1889, 71, en Buil. Egt. Wall. III, 408.
Zuidema