NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Castro, jacobus a

betekenis & definitie

CASTRO (Jacobus a), ofvan den Borgh, derdebisschopvan Roermond, geb. te Amsterdam 1560, overl. te Roermond 24 Febr. 1634. Zijn vader was Gerard Petersen van den Borgh, geb. op het kasteel Epenburch, tijdens Maarten van Rossem verbrand; zijn moeder heette Anna Janssen de Bois.

Jacobus zag het levenslicht in het huis ‘den Orgel’. Na zijn voorbereidende studiën te Amsterdam gemaakt te hebben, ging hij te Leuven studeeren op aanraden van zijn bloedverwant en stadgenoot Dr. Joannes Jansonius, president van het Pauscollegie aldaar. Hij werd in 1579 primus in de wijsbegeerte, verwierf er den graad van lic. in de godgeleerdheid en werd in 1585 priester gewijd. Daarna werd hij kanunnik der Domkerk te Mechelen, maar, nadat a Castro den aartsbisschop erop gewezen had, dat hij zijn kunde nuttiger kon besteden aan het bestuur der zielen werd hij pastoor van Linden, bij Leuven, benoemd, muntte uit door zijn ijver, werd landdeken van het district Leuven en gaf nog les in de godgeleerdheid aan de jonge religieusen der abdij Averbode, bij Diest, van de orde van den H. Norbertus. 22 Aug. 1594 werd hij te Leuven dr. in de godgeleerdheid en regent dier faculteit, 22 Oct. 1601 lid van den raad der hoogeschool.

20 Maart 1610 werd hij benoemd tot bisschop van Roermond, nam, na eenig tegenstreven, wegens de karigheid der inkomsten, 23 April zijne benoeming aan, en werd 11 April 1611 te Mechelen gewijd. Als bisschop een voorbeeld voor zijne onderhoorigen, muntte hij uit door zijn liefde voor de armen en bezocht gedurende de groote sterfte te Roermond in 1634 en 1635 met levensgevaar de zieken en stervenden. Tijdens de verovering van Roermond, Venlo en Maastricht door de Staatschen in 1632 en ten gevolge daarvan had hij veel te verduren en de Staten noodzaakten hem zijne domkerk in de kerk van den H. Geest te ontruimen en gaven ze aan de Protestanten voor hun godsdienstoefeningen, terwijl zijn kapittel naar de parochiekerk moest verplaatst worden en de vrije uitoefening van den katholieken godsdienst werd belet. Dit duurde totdat door de inneming van Roermond door den gouverneur van de Spaansche Nederlanden, den prins-kardinaal, 3 Sept. 1637 de stad weer onder den koning van Spanje kwam. Jegens andersdenkenden was hij echter altijd vol zachtmoedigheid en het blijkt uit zijn preeken onder den naam van Regnum Christi, dat is het Rijck Christi, vervangen in hondert en tien stichtelijke en seer geleerde sermonen, achtergelaten, tot bezonderen troost van alle oprechte catholycke zielen en de grondelijcke wederlegginge tegen de opwerpselen van onse wederpartye intstuck van geloof (Roermond 1649), dat hij hen zijn goede buurlieden pleegde te noemen, zonder ooit een krenkende uitdrukking te bezigen in zijn vele controvers- of strijdpreeken. Hij stichtte studiebeurzen aan de universiteit van Leuven en schonk nog veel van zijn armoede aan kerk en behoeftigen. Hij werd in zijn domkerk van den H. Geest begraven. Zijn portret in olieverf bevindt zich in de pastorie te Roermond en een copie in het bisschoppelijk paleis en in zijn Regnum Christi ziet men zijn fraai gegraveerd portret.

Zie: J. Habets, Gesch. Bisdom Roermond (Roerm. 1890-92) II, 472-482; III, 604 en J. Habets, De studiebeurzen in Neerlandsch Limburg (Venlo 1881).

Flament

< >