NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bruininkhuizen, joannes hendrik]

betekenis & definitie

BRUININKHUIZEN (Joannes Hendrik) geb. in 1733 of 1734 te Leiden, overl. te Rotterdam 14 April 1795. 21 Oct. 1746 werd hij te Leiden in het Album Stud. ingeschreven met de bijvoeging ‘musicus’, doch kort daarop is hij waarschijnlijk naar Amsterdam gegaan en heeft daar het onderwijs genoten van den beroemden organist Jacob Potholt. Daarna is hij vóór of in 1770 als organist aangesteld bij de herv. kerk te Maassluis, waar hij heel veel tegenkanting ondervond bij de invoering

der nieuwe psalmberijming en van een verbeterde zangwijze. In 1778 ontving hij de benoeming tot organist bij de Groote kerk te Rotterdam, waar hij het voorrecht had een nieuw orgel aanbesteed te zien, welks inwijding hij echter niet meer heeft mogen beleven. In 1786 was hij met P. Beyen keurmeester van het nieuwe orgel door Andries Wolferts van Rotterdam te Zalt Bommel geplaatst (Caecilia 1908,18). Hij was gehuwd met Johanna Smit. In 1778, bij gelegenheid van zijn vertrek naar Rotterdam, verscheen van Willem van der Jagt: Dichtgroetaan den grooten orgalist, den heer Joannes Hendrik Bruininkhuizen.

Twee jaar te voren (1776) had hij hem reeds gehuldigd in een lofdicht afgedrukt achter zijn Vredebazuin, of aansporing tot eendrachtig psalmgezang, aan de gemeente van Maassluis. J.A. Tours, later zijn opvolger als organist der Groote Kerk te Rotterdam was zijn leerling in viool-, klavier- en orgelspel (Ned. muz. tijdschrift 1842, 80).

Zie: van Reyn, GeschiedtC Beschr. v. Rotterdam I, 272; NavorscherXXV, 618; Rott. Jaarb. IX 151.

Moquette

< >