BOXHORN (Hendrik), ofBocherinc, omstr. 1545 te Brussel geb., overl. te Leiden 1631; zoon van Melchior, doodgraver te B.,enGudula Labuse.Hij studeerde te Leuven in de wijsbegeerte, promoveerde tot licentiatus theologiae en werd daarop 1571 tot priester gewijd. Pastoor en deken van de kerk van St.
Germain te Thienen in Brabant, werd hij later tot aartspriester van het district, en, om zijn vurigen ijver voor de beginselen van het Romanisme, zelfs tot inquisiteur aangesteld. Inmiddels ontwaakte er twijfel in zijn gemoed; een minnehandel met Sibylla Stijls deed hem zijn kerk verlaten en heengaan naar het hertogdom Berg, waar hij eerst in Mondorf vertoefde en later, in 1587, als predikant te Wermelskirchen optrad. Hij was inmiddels tot de reformatie overgegaan, maar schaarde zich voor-loopig onder de Lutherschen; hij hielp uit Wermelskirchen de luthersche Gemeente van Keulen. Langzamerhand wijzigden zich zijne inzichten en als hij tegen kerstmis 1592 predikant wordt te Woerden, waar de Augsb. Confessie publiekelijk werd beleden, is hij reeds gereformeerdgezind. Met zijn collega aldaar wendde hij zich in 1593 tot de brielsche Synode om advies in te winnen over eenige zaken, die in Woerden veranderd moesten worden, zou het ooit kunnen opgenomen worden in de classis der gereformeerde Kerk.
Weldra werden er te Woerden wijzigingen aangebracht in de avondmaalsviering; het luthersche Psalmboek werd afgeschaft en in 1594, als alles in orde gekomen is, werd Boxhorn voor goed in de gereformeerde Kerk opgenomen. Sedert woonde hij tal van Synoden (1595, 1596, 1598, 1599, 1601 e.a.) bij. In 1602 verliet hij Woerden, waar hij in onmin was geraakt met de stedelijke regeering, en niettegenstaande de kerkeraad alle pogingen aanwendde om hem te houden, trok hij naar Breda. Hier werkte hij met grooten ijver, zeer bevriend met den gouverneur, Justinus van Nassau, maar toen de stad in 1625 Spinola in handen viel, moest hij haar verlaten en begaf hij zich naar Leiden, waar hij zich 12 Aug. 1626 met zijn twee kleinzonen: Henricus Zuerius en Marcus Zuerius (zonen van Jacob Zuerius, pred. te Bergen op Zoom, gest. 1617 en Anna Boxhorn), later hoogleeraar te Leiden, gest. 1653, als student liet inschrijven. Boxhorn was een man van groote kennis en vaste overtuiging; wat hij als waarheid had leeren zien, verdedigde hij met groote kracht tegenover iederen tegenstander. Allerlei strijdschriften zijn er dan ook van hem bekend. Tegen Hendrik Cuyck,
den bisschop van Roermond, hoogl. in de wijsbegeerte te Leuven enz., die hem van velerlei misdrijven had beschuldigd, schreef hij: Apologeticus adversus Cuyckium (L.B. 1595); Anticuyckius et commentariorum de Eucharistica Harmonia libri tres etc. (L.B. 1598).
Voorts kwam van hem uit: Anti-Pater Gouda, d.i.P. Joannis de Gouda, Priesters van Jesu-wyt Nederslach, over sijn Predicatie op den Paeps-alderheylighen dach ghedaen, opgheteeckentende wederleydtdoorD. Henricum Boxhornium (Rott. 1611); Waerachtich verhael van de disputatie ende het ghespreck gehouden den 4den January 1613 tusschen D. Henr. Boxhornium, bediender des H. Evangelij tot Breda en M. Peeter van Dornick, Paepspastoor in de Haghe bij Breda (Schiedam 1613).
Zie verder: Pamflet-CatalogiTiele no. 904, 981; v.d. Wulp no. 1168, 1169,
1170,1233; Petit, no. 975; Knuttel no. 1915, 2083, 2084. Litteratuur: Paquot, Mémoires, l.f. 103, 104; Foppens, Bibl. Belg. II, 843/44, Bayle, Dict. hist. IV, 560; Krüger, Kerkel. Gesch. v.h. Bisdom Breda (Bergen op Zoom) IV, 131-134; Pont, Gesch. v.h. Lutheranismetot 1618 (Haarlem 1911)386 vlg. e.e.; Visscheren v. Langeraad, Het Protest, vaderland (Utrecht) 1,549; Schultz Jacobi en Dom. Nieuwenhuis, Bijdragent. d. gesch. der Ev. Luth. kerk i.d. Nederl. III, 97-106.
Pont