NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bottemanne, caspar joseph martinus

betekenis & definitie

BOTTEMANNE (Caspar Joseph Martinus), geb. te Alkmaar 14 Aug. 1823, overl. te Haarlem 22 Mei 1903. Hij verrichtte zijne studiën te Hageveld onder Velsen en te Warmond.

Priester gewijd 15 Aug. 1846, werd hij kapelaan van Everardus Stephanus van der Haagen, aartspriester van Holland en Zeeland, die tevens pastoor was van Zoeterwoude. Zes jaren later tot ‘deservitor’ van den Burg op Texel benoemd, regelde hij binnen 9 maanden de verwarde toestanden aldaar en werd 11 Sept. 1853 prof. in de moraal-theologie te Warmond. In 1861 zag Zoeterwoude hem als deken en pastoor terugkeeren, waar hij 15 jaren is gebleven. Hij hield zich in zijn vrijen tijd aldaar bezig met het beoefenen der vaderlandsche kerkgeschiedenis, zooals uit menig artikel van De Katholiek blijkt, vooral ook uit de degelijke critiek waaraan Deel I van Moll's Kerkgeschiedenis (De

Katholiek, 1879) werd onderworpen. Hij was zelfs voornemens al zijne ambten neder te leggen om zich onverdeeld aan de kerkgeschiedenis te kunnen wijden, maar op uitdrukkelijk verlangen van zijn bisschop moest hij in 1876 het bestuur aanvaarden over de Sinte Catharina-parochie te Amsterdam. Binnen het jaar werd hem echter deze bezwaarlijke taak van de schouders genomen om als president aan het hoofd van het groot-seminarie te Warmond te worden geplaatst. Tijdens zijn bestuur had hij ook kerkelijk recht te doceeren, maar vond nog gelegenheid zijne historische studiën voort te zetten, welke zich thans vooral richtten op de geschiedenis der pausen uit de Middeleeuwen en vroegeren tijd; zijn verhandeling over de Vervalsching derbrieven van paus Honorius (De Katholiek, 1870) werd ook afzonderlijk en in het Latijn uitgegeven. Toen mgr. Snickers in 1883 den zetel van Haarlem voor dien van Utrecht verruilde, benoemde Leo XIII bij breve van 10 Aug. den toenmaligen president van Warmond tot diens opvolger. 30 Sept. daaropvolgend is hij in de kapel van het seminarie te Warmond tot bisschop geconsacreerd. In herinnering aan zijn voornaam Casparwerd het volgende wapen doorhem gekozen:

doorsneden; 1o. van azuur, beladen met zespuntige ster van goud; 2o. van keel, beladen met een gouden, zevenpuntige oostersche koningskroon, op den rand versierd met roode edelgesteenten; als wapenspreuk nam hij aan: ‘Omnia in charitate’. Ofschoon reeds zestig jaren oud, toen hem het bisschoppelijk ambt werd opgedragen, heeft deze energieke kerkvoogd veel voor den bloei van het haarlemsche bisdom gedaan. Vooreerst op het gebied van het onderwijs. Het aantal scholen voor lager en meer uitgebreid onderwijs klom in zijn diocees tot ruim 200, zoodat een parochie zonder kerkelijke school voor de dorpen uitzondering werd en ook in de steden tal van scholen voor de katholieken verrezen. Uit zijn geestelijken koos hij inspecteurs om geregeld toezicht uit te oefenen op het katholiek onderwijs. Te Hoorn stichtte de bisschop een normaalschool voor R.K. kweekelingen, welke later naar Beverwijk is overgeplaatst.

Niet minder was hij bezorgd voor het sociale vraagstuk. 4 Maart 1888, dus reeds 3 jaren vóór de encycliek ‘Rerum novarum’, kwam onder zijn hoede de ‘R.K. Volksbond’ tot stand, eene vereeniging voor katholieke arbeiders, welke in 1903, het sterfjaar van den bisschop, 16000 leden telde; spoedig daarop werden ook de patroons in een afzonderlijke vereeniging, den ‘R.K. Gildenbond’, bijeengebracht. Bovendien begunstigde hij openbare vergaderingen, aan maatschappelijke belangen gewijd, en heeft daar meermalen het woord gevoerd. In 1897 legde hij den eersten steen voor een grooten aanbouw bij het seminarie te Warmond, welke bouw twee jaren later, bij het honderdjarig jubilé van het seminarie, werd ingewijd. Gedurende zijn bestuur werden 25 nieuwe parochies opgericht, 70 kerken geconsacreerd.

Bij gelegenheid van zijn gouden priesterfeest (1896) werd de ‘Eeuwige aanbidding van het H. Sakrament’ door hem vastgesteld, zoodat het gansche jaar door, dag en nacht, in een der kerken of kapellen van het diocees Haarlem het H. Sakrament des Altaars ter aanbidding is uitgestald. De bloei van het haarlemsche diocees verkondigt ook de nieuwe Sint Bavo-kathedraal. De indrukwekkende bouw, frisch van opvatting en toch niet grillig, is ontworpen door Joseph Cuypers. De kathedraal is gelegen in een nieuwe wijk van Haarlem, waar vele arbeiders wonen en dient tevens tot parochiekerk. Voorloopig werd alleen koor en tran-

sept gebouwd, waaraan men 3 jaren arbeidde; 2 Mei 1898 mocht mgr. Bottemanne het toen voltooide gedeelte van zijn kathedraal consacreeren. Het twintigjarig bestuur van dezen kerkvorst is voor de ontwikkeling van het diocees Haarlem van groot belang geweest.

Portretten: van Someren, Beschr. Cat II, 708-709.

Van hem is verschenen: De Honorii papae epistolarum corruptione (Buscoduci 1870); volledige lijst zijner opstellen in de Katholiek zie: Alphabetische registers 244-246.

Zie verder: Neerlandia catholica; Katholieke Illustratie XIX, 2; Sint Bavo 1903, 194; A.H.L. Hensen, Heteeuwfeestv.h. sem. te Warmond21; Chr. Sepp, Bibl. v. Nederl. kerkgeschiedschrijvers; Maandblad De Nederl. Leeuw 1884, 31; NavorscherXXVIII, 77; Statuta dioc. Harlem. innovata (Harlemi 1886); Acta etstatuta conventus prosynodalis.

Hensen

< >