NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bosman, jan

betekenis & definitie

BOSMAN (Jan), geb . te Rotterdam 26 Oct. 1750, overl . te Groningen 8 Jan . 1804; zoon van Jan Bosman en Maria Doorschot. Hij studeerde te Leiden theologie (ingeschr . 7 Sept . 1771), werd predikant te Opperdoes (1779), de Beemster (1780), Geervliet (1783); van hier werd hij 1794 te Groningen tot prof. in de Wijsbegeerte benoemd, als opvolger van van Voorst, en hield 26 Nov . 1794 zijn inaugureele rede de Insigni utilitate e lectione Ciceronis in philosophiae cultores redundante.

< >