BOSBOOM (Johannes), geb. 18 Febr. 1817 te 's Gravenhage, aldaar gest. 14 Sept. 1891, zoon van Willem Johannes B. en Agnieta Pauwlina Christina Willaars. In 1831 kwam hij, voor zijn eerste onderricht in de kunst, op het atelier van B.J. van Hove.
Tot dezen schilder van stadsgezichten had hij zich sinds zijn twaalfde jaar aangetrokken gevoeld, waarschijnlijk ook wijl hij zijn buurman was. Hij studeerde hier tegelijk met Samuel Verveer en Huib van Hove. Hij schilderde daar ook mee aan de decoraties voor den haagschen schouwburg; deze oefeningen zullen wel van invloed zijn geweest bij de ontwikkeling van zijn schilderstalent. Gezichten op het Binnenhof, het stadhuis en de Vijverberg te 's Gravenhage zijn ook uit dien tijd, en zijn eerste producten. Twee jaar later bereisde hij in gezelschap van S. Verveer de Rijnprovinciën, hield zich op in Keulen en Coblenz en schilderde het ‘Gezicht op de Moeselbrug te Coblenz’.
Van dezen tocht terug, vertrok hij naar Frankrijk, begeleid doorC. Kruseman. Hij vertoefde voornamelijk te Parijs en Rouaan, waar hij vele studies en schetsen maakte, die hij later tot schilderijen en aquarellen verwerkte. Ook hield hij zich in België, in 't bijzonder te Antwerpen op. In 1836 had hij zijn eigen atelier te 's Gravenhage betrokken en in een wedstrijd behaalde hij de gouden medaille met ‘Strandgezicht met afvarend beurtschip’.De jonggestorven romantisch-gestemde landschapschilder Nuyen schijnt toen aanmerkelijken invloed op Bosboom uitgeoefend te hebben. Omstreeks 1838 ging hij de richting uit, waarin zijn kunst hem vermaard deed worden; uit 1839 is de oude kerk te Delft met graftombe van M.H. Tromp. In 1850 ondernam hij weer een studiereis, trok N.-Brabant in en bezocht er kerken en oude kloosters. Het figuur
gaat gewichtiger aandeel nemen in zijn werk. Uit dezen tijd is de orgelspelende monnik, getiteld ‘Cantabimus et Psallemus’, een onderwerp dat later nog twee keer herhaald werd. Ook consistoriekamers met figuren en kloosterkeukens schilderde hij toen.
Hij huwde te Alkmaar 3 April 1851 de ver-
maarde schrijfster van historische romans mej. Toussaint (zie kol. 432). In welk hoog aanzien het echtpaar toen reeds stond, kan blijken uit het feit, dat hun huwelijk onder openbare feestelijkheden voltrokken werd. Herhaaldelijk en dikwijls in gezelschap zijner echtgenoote op reis voor zijn werk, bleef's Gravenhage Bosbooms vaste woonplaats. De groote Geertekerk te Utrecht tijdens het uitreiken van het avondmaal is uit 1853; oude kerk te Amsterdam uit 57; kerk te Edam uit 59; groote kerk te Alkmaar uit 66; kathedraal te Trier uit 71 en kerk te Maasland uit 75. De boerendelen, die Bosboom geschilderd heeft, zijn uit de omstreken van Utrecht, waar Bosboom omstreeks 1863 bij een vriend op diens landgoed te gast was.
Voor hetzelfde onderwerp vond hij later nog motieven te Zuidlaren. Van het teekenachtige Hofje van Nieuwkoop, waar Pulchri tot 1887 zetelde, maakte hij een serie van 12 teekeningen.
Bosbooms plaats tusschen de meesters der moderne hollandsche kunst is een zeer bijzondere. Hij is de schilder van kerkgezichten of liever de architectuurschilder bij uitnemendheid. Hem boeide dit onderwerp bovenal om de statigheid der architectonische verhoudingen. Hij had hiervan een grondig begrip, maarte gelijk zag hij de hooge ruimten van het tempelgebouw in dichterlijke gestemdheid. Invloeden van Rembrandt zijn hierbij werkende en waarschijnlijk ook werd zijn verbeelding doortrokken van den romantischhistorischen geest uit de werken zijner echtgenoote. Zijn schilderwerk uit den vroegen tijd is nog wat pijnlijk nauwgezet; de ingewikkelde opgaaf van het uitgebreide en veelvertakte lijnenstel in regelmatige ordening intimideerde hem.
Van lieverlede wordt zijn behandeling losser en breeder; de uitvoering zoekt naar vereenvoudiging en wint te gelijk in de perspectivische lijnbepalingen en de verdeeling der partijen van licht en schaduw aan grootschheid van ruimte-uitdrukking. Toch is die grootschheid van visie in zijn teekeningen en aquarellen nog op de meest volkomene en zuiverste wijze gegeven. Ook is zijn productie hier in verreweg het overvloedigst. Zijn stoffage is pittig geteekend, met vaste lenige toetsjes geschilderd. De boerendelen vertoonen een breedheid van opvatting en architectonische gezindheid als de tempelgebouwen. In de landschappen hebben zijn eigenschappen van een vaardige zekere hand, met dikwijls sierlijke bewegingen, vrij spel; de vormgedaanten van boomen, huizen etc. zijn met groote lijnen op concrete wijze gekarakteriseerd en de werking van lichten schaduw-partijen is door breed-aangewasschen tinten verkregen.
Vele van Bosbooms werken zijn door de lithographie gereproduceerd, en hij zelf heeft ook op steen geteekend. Een enkel etsje is van hem bekend, een kerk met figuurtjes. Ook illustratief werk heeft hij enkele keeren geleverd. Er zijn meerdere schilderijen in omloop, die een bedriegelijken schijn van Bosboom hebben - waarin hij soms ook wel wat geretoucheerd heeft, maar die vervaardigd werden door Behr. Bosboom, die een zeer goedmoedig en bereidvaardig mensch was, hielp dezen schilder wel eens bij zijn werk.
Schilderijen en vooral teekeningen van Bosboom komen in de meeste particuliere collecties voor. In Holland bevat ieder belangrijk schilderijmuseum van zijne werken. P.J Arendzen heeft zijn portret gegraveerd, A.J. Ehnle en W. Steelink hebben het op steen geteekend.
Een serie van 70 teekeningen en studies uit de verzameling Mesdag werd samengebracht en
uitgegeven door H.P. Bremmer, met voor woord.
Zie: C. Vosmaer, Onze hedendaagsche schilders 210; G.H. Marius, Holl. Schildek, in de XIXe eeuw Afl. III; A. Plasschaert, XIXe eeuwsche holl.
Schilderkunst 43; Schildersboek. Red. M.Rooses;Kramm 128;Immerzeel 78; H.F.W. Jeltes, Uit het leven van een kunstenaarspaar (Amst. 1910).
Steenhoff