NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bolswert, boëtius a

betekenis & definitie

BOLSWERT (Boëtius A), plaatsnijder, geb. te Bolsward omstreeks 1580 en gest te Antwerpen 25 Maart 1633, was misschien de zoon van Adam Uytuma en schijnt zich naar zijn geboorteplaats een nieuwen naam gekozen te hebben. Het eerst komt hij voor in 1609 te Amsterdam, waar toen Michiel Colijn een groote prent van hem uitgaf, voorstellende de Oude Beurs.

Daar deze prent van groote vaardigheid getuigt, moeten er wel een aantal aan voorafgegaan zijn, die evenwel niet bekend zijn. Vermoedelijk zal hij zich te Amsterdam onder den invloed van Nic. de Bruyn ontwikkeld hebben. Toen hij in 1615 en 1616 van de Staten-Generaal privileges kreeg op de prachtige naar Mierevelt gesneden portretten van den Winterkoning en diens gemalin en van graaf Willem Lodewijk, woonde hij nog te Amsterdam waar hij o.a. verschillende volgreeksen graveerde als: Dierenstudies, Verscheyden aerdige Lanthuysen en Sacra Eremus Ascetarum en Ascetriarum; kort daarna schijnt hij van daar vertrokken te zijn. In 1618 graveerde hij Abr. Bloemaerts Aanbidding der herders, een altaarstuk in de St. Janskerk te 's Hertogenbosch, en een voorstelling van prins Philips Willem, die 28 Febr. 1618 te Brussel overleden was, op diens paradebed. Toen hij zich in

Jan. 1620 te Antwerpen als lid van het gild liet inschrijven, woonde hij dus vermoedelijk reeds een paar jaren in de Spaansche Nederlanden. In Sept. 1620 werd hij vierde consultor en in Sept. 1622 tweede assistent van den prefect van de sodaliteit der ‘bejaerde Jonghmans’. Hij gaf zijn vele prenten, waarbij voortreffelijke naar Rubens, veelal zelf uiten droeg die dan aan hooggeplaatste personen, meestal van den geestelijken stand, op. Ook heeft hij verschillende reeksen prentjes gemaakt ter illustratie van stichtelijke werken als Ant. Sucquet's Via Vitae Aetemae (1620) Herm. Hugo's Pia desideria (1623) enBourgheois' Vitae, Passionis et Mortis I.

Chr. mysteria, terwijl de prenten in het bekende boekje over het mirakel van Amsterdam, Amstelredams Eerende opcomen, enz., eerst na zijn dood zijn uitgegeven. Ook graveerde hij eenige platen in L' Académie de l' Espée van Gér. Thibault (1628).

De merkwaardigste reeks is wel Duyfkens ende Willemynkens Pelgrimagie (Antw. 1627), waarvan de voorrede 1 Mei 1627 te Brussel gedateerd is, omdat hij hiervan ook den tekst geschreven en zich daarbij een schrijver getoond heeft, die den volkstoon uitnemend wist te treffen.

Zie: de Bie, Gulden Cabinet476; Zeitschrift fürbild. KunstXXIII, 173; Dodt's Archief VI, 370, 375, 388; van der Willigen, Les artistes de Harlem 87 (de daargenoemde Bocatius aBolswert heeft echter niets met hem te maken); Liggeren I, 567; II, 44; Biogr. Nat. Belg. I, 656-660; v. Wurzbach, Niederl.

Künstlerlexikon, in voce; Thieme und Becker, Allg. Lex. bild. Künstler, in voce; H. Hijmans, La Gravure dans l'école de Rubens, in Mém. Cour. et Mém. des Sav. Etr. publ. p. l'Acad. roy. de Belg.

XLII, 161 seqq . H. J. A . Ruys, Duyfkens en Willemynkens pelgrimagie (Utrecht 1910) 64-91.

Moes

< >