NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Boissens, cornelis dircksz.]

betekenis & definitie

BOISSENS (Cornelis Dircksz.), plaatsnijder en schoonschrijver, is omstreeks 1567/68 te Enkhuizen, behoorende tot een goede familie, geboren en tusschen 27 Maart 1634 en 12 April 1635 te Leiden gestorven. Hij woonde eerst te Amsterdam, waar hij in 1597 het titelblad van Adr.

Veen's Napasser graveerde, en in 1605 een aan prins Maurits opgedragen calligraphisch werk Grammato-graphices uitgaf. Een ander dergelijk werk, Promptuarium variarum scripturarum is door Cornelis Claesz. eveneens te Amsterdam uitgegeven, maar zonder jaar van uitgave. Vóór 1610 heeft hij zich te Leiden gevestigd, waar hij in dat jaar ijverig medewerkte aan de oprichting van een St. Lucasgild. Te Leiden hield hij zich zoowel met graveer- als met calligraphisch werk bezig. Onder verschillende verdienstelijke portretten die hij graveerde, munt uit een portret van prins Maurits, waarvoor de leidsche magistraat hem 14 Nov. 1614 40 gulden vereerde, terwijl hij 17 Mei 1618 100 gulden kreeg voor een exemplaar zijner nederlandsche geschriften. 1 Sept. 1619 werd hij benoemd tot oeconomus van het Collegium Theologicum, en omstreeks denzelfden tijd huwde hij met Adriana Jansdr. van Sluytenburgh. Hij schijnt een vermogend man geweest te zijn; Arn. Buchelius maakt in 1622 gewag van zijn kunstverzameling.

Zijn schrijfkunst is door Daniël Heinsius, Dominicus Baudius, Joh. Is. Pontanus, Karel van Mander e.a. bezongen. Tweemaal heeft hij zijn eigen portret gegraveerd, het eene in 1605 aetatis 36, het andere aetatis 49.

Zie: Egbert v.d. H oof, Historie van Enckhuyzen (1666) II, 31; Amsterd. Jaarboekje 1904, 40; Berigten Hist. Gen. II: 2 (1848) 40; Oud- HollandV, 151-153; Navorscher 1870, 568; Thieme u. Becker, Allg.

Lex. bild. Künstler, in voce.

Moes

< >