BOETZELAER (Jacob Godefroy des H.R.R. baron van den), heer van Nieuwveen (bij 's Gravenhage), geb. te 's Gravenhage en in de Kloosterkerk gedoopt 22 April 1680, overl. te 's-Gravenhage 4 Dec. 1736 en in de Groote Kerk begraven 10 Dec., zoon van Carel (1), baron des H.R.R., hiervoor, en van Sophia Ferens.
Hij werd hoogheemraad van Rijnland 1707, gecommitteerde ter admiraliteit te Amsterdam 12 Aug. 1707, beschreven in de ridderschap van Holland 16 Nov. 1714, later president dier ridderschap, meesterknaap van Holland 16 Nov. 1718, baljuw en schout van 's Gravenhage 1720 tot zijn dood, gecommitteerde ter admiraliteit op de Maze April 1720, 23-25, gecommitteerde raad 1725, idem ter Stat.-Generaal 1725, voorzitter van gecommitteerde raden 17 Juli 1727, grootzegelbewaarder, stadhouder en registermeester der leenen van Holland 1727, bewindhebber der
1.C. en hoofdingeland van Delfland.