NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bilders, johannes warnardus

betekenis & definitie

BILDERS (Johannes Warnardus), geb. 18 Aug. 1811 te Utrecht, gest. te Oosterbeek 29 Oct. 1890. Gedurende korten tijd genoot hij zijne eerste opleiding van Jonxis.

Op zijn 19e jaar nam hij voor drie jaar dienst in het leger als vrijwilliger. Weer bij Jonxis teruggekeerd, bleef hij toch niet lang diens leerling, maar ontwikkelde zich verder door zelfstandige studieoefeningen buiten in de natuur. Zijn motieven vond hij ruimschoots in de buurt van Vorden, Oosterbeek, Wolfheeze en Doorwerth. In 1844 maakte hij een reis door Duitschland en bestudeerde er de natuur van het Schwarzwald en in de omstreken van Bieberich en Mainz. In 1859 maakte hij op uitnoodiging van den Koning teekeningen te Wiesbaden. Andere vruchten van de studiereizen in Duitschland zijn: ‘Landschap in het Schwarzwald’, 1860, en ‘Gezicht op het klooster van Clarenthal bij Wiesbaden’ uit 1867.

Bilders vestigde zich van Oosterbeek uit eerst te Utrecht, daarna te Amsterdam (1854). Meest verbleef hij echter in zijn geliefdkoosd Oosterbeek, dat eindelijk tot aan zijn dood zijn vaste woonplaats bleef. Hij maakte ook enkele tochten naar Drenthe en naarVlachtwedde in Groningen, om studies te maken. Sinds 1840 zond Bilders vrij geregeld op de officiëele tentoonstellingen in. Tot zijn belangrijkste werken hooren ‘Heide te Wolfheeze’, 1858; ‘Heide bij avond’, 1859; uit hetzelfde jaar‘Bosch te Wolfheeze’; ‘Oude eiken te Wolfheeze’, 1865. In 1861 schilderde hij voor de historische galerij in Arti et Amicitiae het kapitale doek: ‘Neerlands woeste toestand’.

Bilders is een zeer belangrijk meester uit de

generatie, die onmiddellijk aan de zoogenaamde haagsche school voorafging. Hij neemt een gewichtige plaats in tusschen de Hollanders van dien tijd om de kundigheid en de technische macht in zijn werk, maar bovenal als romanticus van het landschap. Een landschap van Bilders is een compositie; deze vergenoegde zich niet met het schilderen van een onwillekeurig uit de natuur gekozen geval, hij verdichtte gaarne wat zijne oogen waarnamen. De eiken waren voor hem de reuzen van het woud; het dichte gebladerte van struiken en boomgewas hoorde hij vol van geheimzinnig gefluister; een oud kasteel, waar de raven hun schuilplaats vinden sprak van lang vergane tijden; de heidevlakten waren hem de terreinen der weidschheid, waar de geruchten der eenzaamheid verstuiven door het vrije spel van den wind. De geest van zijn kunst wordt gekenmerkt door een neiging om uitgestrekte streken van uit de hoogte te zien en de boschtafereelen het uitzicht te geven van den natuurstaat. Aan verfijnd kleurgevoel heeft hij een tekort bij het geslacht, dat na hem kwam; zijn grootschheid is niet vrij van het melodramatische, maar de bouw van zijn tafereelen steunt op zulk een gezond begrip van groote lijnen, zijn schildering was zóó breed en kernachtig, zijn geheele voordracht zóó bezield en overtuigd, dat zijn verschijning in de hollandsche school der 19de eeuw, steeds van aanzienlijk gewicht zal blijven, en wellicht later zal blijken in onzen tijd wel wat onderschat te zijn.

Naar aanleiding van de nagebleven studies, aanwezig op de veiling van het atelier zijner vrouw, zegt mej. Marius in haar werk over de 19de eeuwsche hollandsche schilderkunst, dat er daaronder waren, ‘die in haar scherpe kleuranalyse naar het zeer moderne neigden, waar geen bituum, waar geen bruine sausen de openheid van den indruk schaadden’.

Welbekend en beroemd zijn verschillende houtskoolteekeningen die hij maakte, omstreeks 1870 beginnend, en waarin zijn dichterlijke opvatting en kloeke uitvoering zich ruim ontplooiden. Rochussen heeft meermalen zijn landschappen gestoffeerd. Vele particuliere verzamelingen en de meeste hollandsche musea bezitten van zijn schilderijen.

Hij huwde 15 Apr. 1880 Maria Philippina van Bosse. Zijn portret als jonge man staat bij Immerzeel, dat op ouden leeftijd bij Joh. Gram, Onze schtlders in Pulchri Studio.

Zie: Immerzeel, in voce; G.W. Marius, Holl. Schildek, in de XlXde eeuw 160;C.Vosmaer, Onzehedendaagscheschildersafl. VII; HetSchildersboekred. M. Rooses 95; Kramm 55.

Steenhoff

< >