BERKUM (Hendrikus van), geb. te Wanswerd 3 Nov. 1814, zoon van Teunis van B., predikant aldaar, overl. te Nieuw-Beerta 7 Nov. 1871. Hij was achtereenvolgens predikant te Wolsum en Westhem (1838-1848), Stiens (1848-1855) en Nieuw-Beerta (1855-1871). Behalve vertalingen van stichtelijke duitsche werkjes is van Berkum vooral bekend gebleven om de romantischhistorische werken, waarin hij de piëtistische beweging in ons land in het laatst der zeventiende eeuw heeft geschetst. In hun tijd veel gelezen zijn zijn twee hoofdwerken De Labadie en de Labadisten. Een bladzijde uit de geschiedenis der Nederlandsch Hervormde Kerk (Sneek, 1851,2 dln.) en zich daarbij aansluitend Antoinette Bourignon: een beeld uit de kerkelijke geschiedenis der 19de eeuw(Sneek, 1853). De schrijver houdt zich daarbij trouw aan de geschiedenis, ‘omdat deze zo ligt schade lijdt, als men haar kleedt in den tooi der verdichting’; alleen heeft hij ‘de hoofdpersonen wel eens bij elkaar gebracht en gesprekken laten voeren, die waarschijnlijk niet zóó gehouden zijn’; in aanteekeningen wordt een overvloed van bijzonderheden over de behandelde personen gegeven, uit hun geschriften en andere bronnen geput. Een dergelijk romantisch-historisch werk is van Berkum's Schortinghuis en de vijfnieten: eene bladzijde uit de geschiedenis van het kerkelijk leven in 't Oldambt, 1730-1750 (Utrecht 1859). Meer zuiver historisch is zijn Kerkelijke geschiedenis van Nieuw- Beerta: eene feestgave bij gelegenheid van de inwijding der nieuwe kerk (Sneek 1856).
Zie:Visscher en van Langeraad, HetProtestantscheVadedand I, 432 vlg.
Brugmans