BEIJNEN (Laurens Reinhart Koolemans), zeeofficier, geb. te 's Gravenhage 11 Mrt 1852, overl. te Makassar 11 Nov. 1879; zoon van Gijsbertus Johannes Willem Koolemans Beijnen en Neeltje Johanna vander Stok, neef en naamgenoot van L.R. Beynen, ontving zijne opleiding aan het Kon.
Inst. van de Marine te Willemsoord, dat hij 1 Sept. 1871 als adelborst 1e kl. verliet.In 1873 naar O.-I. vertrokken, woonde hij aldaar de Atjeh-expeditie bij, toen hij in Febr. 1874 slachtoffer werd van hersenkoortsen en dysenterie, die het noodzakelijk maakten, dat hij kort daarna per zeilschip rond de Kaap de Goede Hoop naar het vaderland werd teruggezonden. Op zijne terugreis bepeinsde hij, of het niet mogelijk zou zijn, dat de hollandsche zeelieden, ter afwisseling van de zware diensten in de tropen, die hen ontzenuwden, meer hunne aandacht zouden kunnen wijden aan het bevaren van de Noordelijke zeeën, de vroegere leerschool der Hollanders in zeemanschap. In Nov. 1874 in Nederland teruggekeerd, deed hij in Dec. d.a v. met goed gevolg examen voor luit. 2e kl., waartoe hij bereids in Sept. bevorderd was. Hij vernam toen, dat de leden van het pas opgerichte Aardrijkskundig Genootschap pogingen deden, bij gebrek aan een hollandsch vaartuig, ook Holland te doen veitegenwoordigen bij een pooltocht, beraamd onderden engelschen kaptein Nares, met de schepen ‘Alert’ en ‘Discovery’. In het voorjaar van 1875 gaf hij zich daarvoor op en door de zorg van staatsraad M.H. Jansen, oud-kapitein ter zee der kon. marine, werd Beynen weldra in de gelegenheid gesteld, daar op genoemde schepen geen plaats meer was, een reis mede te maken met het engelsche stoomjacht ‘Pandora’ onder Sir Allen Young, een beroemd Noordpoolvaarder, die een ontdekkingstocht ging doen in de Noordwestelijke IJszee, om te trachten overblijfselen van de Franklin-expeditie op te sporen.
Beynen vertrok in Juli 1875 naar zee. Hier werkte hij zich geheel in de ijsvaart in, en het verslag zijner reis, later in het Bijblad v.h. Tijdschr. van hetAardrijksk. Genootschap II, 1880 gepubliceerd, kan doen zien, met hoeveel ijver hij zich op dat gebied toelegde.
Door het ijs verhinderd, bereikte de ‘Pandora’ haar doel niet en was 11 Oct. 1875 weer te Portsmouth binnen.
In Mei 1876 wilde Capt. Young weer die streken opzoeken, ten einde te trachten verbin-
ding te krijgen met de schepen onder Capt. Nares, die om de Noord hadden overwinterd. Young vroeg weer aan, om Beynen mede te mogen nemen, waarin werd toegestemd en men vertrok 21 Mei 1876 van Portsmouth. Na tevergeefs getracht te hebben in Smithsound binnen te dringen, ontmoetten zij de ‘Alert’ en ‘Discovery’ op hunne terugreis en waren zij 3 Nov. 1876 weer te Portsmouth terug.
Het verslag, dat hij van die reis uitbracht, werd later opgenomen in hetzelfde Bijblad II van 1880, waarin hij o.a. beschouwingen gaf over het aandeel, dat de nederlandsche natie in dat onderzoek zou kunnen hebben. In Nederland teruggekeerd, wist hij daarvoor het publiek te bewerken door het houden van voordrachten, het leveren van bijdragen in de Gids, Eigen Haarden mededeelingen in de verg. van het Aardrijkskundig Genootsch. v. 17 Jan. 1877. Hij slaagde daarin op merkwaardige wijze en wist bij allen, hoog en laag, geestdrift voor zijn plannen op te wekken. Een voorloopig comité vormde zich, waarin zitting namen de heeren Fransen van de Putte als voorzitter, de adjunct-rijksarchivaris jhr. de Jonge, baron v. Wassenaer v. Catwijck, staatsraad Jansen, waarbij zich later nog voegden de professoren Buys Ballot en Veth.
Gelden werden ingezameld en er werd besloten een zeilschoener te doen bouwen, geschikt voor de vaart op de IJszeeën, ten einde ervaring op te doen van de navigatie in die streken en onzen ouden naam daar weer te herstellen. De nieuwe schoener werd ‘Willem Barents’ gedoopt. In dien tijd had Beynen op verzoek van de Hackluyt Society in Londen een nieuwe, in het eind van 1876 voltooide, uitgave bewerkt van de engelsche vertaling van het werk, waarin Gerrit de Veer de drie reizen van Willem Barents in 1594, 95 en 96 verhaalt. De heer A. de Bruyne, metwien Beynen in 1877 op Z.M. brik de ‘Zeehond’ diende, die oefeningstochten in de Noordzee deed, zou als kommandant der ‘Willem Barents’ worden aangesteld, Beynen als 1e officier. In Mei 1878 ging de ‘W. Barents’ naar zee (uitgeleide gedaan o.a. door kapitein Young van de ‘Pandora’).
De verslagen over uitrustingen en reis zijn door B. beschreven en opgenomen in hetzelfde Bijblad II van 1880, waarbij de kommandant en andere officieren hunne afzonderlijke rapporten voegden. Men slaagde er niet in, het ‘Behouden huis’ op Nova Zembla te bereiken, ten einde daar een gedenksteen van de nederlandsche natie te plaatsen; wèl op Smeerenburg op de N.-W. kust van Spitsbergen, vroegere plaats van nederlandsche traankokerijen. In Oct. 1878 keerde de ‘W. Barents’weer in Nederland terug. De vele beslommeringen vóór het ondernemen dier reis, het gereedmaken en de verantwoording op die reis, waarbij hij als ijsloods fungeerde, hadden véél van zijne krachten gevergd en men vond het niet raadzaam dat hij eene volgende reis weer mede zou maken, doch achtte het beter, dat hij weer in gewonen dienst zou optreden. Hij kwam weer in aanmerking voor den dienst in O.I., vertrok in Mrt. 1879 daarheen, en werd spoedig daarop geplaatst op Z.M.S.S.
Makassar onder kommandant baron van Verschuer, waarmee hij een reis maakte naarde N.-O. kust van Borneo, ten einde de grenzen van ons gebied bij de St. Luciabaai beter te bepalen. Terug op Makassar zijnde en ook reeds vroeger, hadden zich zijne aanvallen van hersenziekte herhaald en in een dier aanvallen maakte hij een einde aan zijn leven.
P.J. Arendzen heeft zijn portret in prent gebracht.
Hij schreef: In 't kraaiennest in de Gids, Apr. 1879, 157; RapportaanZ. Ex. den Min. v. Marine over den Togtmetde Pandora in 1875 in Meded. betr. het Zeewezen, uitg. door de zorg van het Dept. v. marine XIX (1877) en Voorloopig Rapport en Beschrijving van de tweede reis der Pandora 1876, ibid. XX (1877).
Zie: VerslagderVerg. vanhetAardrijksk. Genootsch. v. 17 Febr. 1877 in Tijdschr. Aardr. Gen. II (1877) 329; Ch. Boissevain, De Arpanjak in Gids Apr. 1877, 120; dezelfde, 's Winters op de Noordzee en L.R.
Koolemans Beynen in Gids, Jan. 1880, 85, 111; C.M. Kan, Beynen als geograafin Tijdschr. Aardrijksk. Genootsch. IV (1880) 202; Ch. Boissevain, Leven en Streven van K.
Beynen (Haarlem 1880); Backer Dirks, deNederl. Zeemacht2, II ('s Gravenh. 1891) 692, 697.
Hoos