BALCK (Ysbrand of Isbrandus), Balckius ofTrabius,in1567 door Petrus Bloccius in zijn Meer dan tweehondert ketterijen enz. genoemd onder degenen ‘die heuren hals dickmael gewaecht hebben heymelick ende openbaer’ (Arob. voor Kerkgesch. 1842, 42). Hij was volgens Romein iur. doct. en notaris; is pastoor geweest te Heeg (bij IJlst); uit Friesland, waarschijnlijk uit Balk, geboortig; gereformeerd, niet luthersch, predikant.
Hij teekende zich ook wel eens: Ysbrandus Balkius Reynhardus (d.w.z. zoon van Reyner)Frisius. Het eerst vinden wij hem vermeld als predikant te Norden in 1564, waar de aanhangers van den lutherschen Ligarius hem allerlei verdrietelijkheden berokkenden, zoodat hij met Wicher Milezius een request zond aan de hooge overheid (vergel. echter Nieuwe Bijdragen totkennis van het Lutheranisme in de Nederl. II, 15). In Friesland heeft hij eenigen tijd dienst gedaan te Leeuwarden, maar vertrok spoedig naar Antwerpen (L.A. van Langeraad, Guido de Bray (Zierikzee 1884) 64, aant. 1). Hij preekte in het vlaamsch, o.a. eenigen tijd in de ‘Lange Kerk’, waarvan hij den eersten steen gelegd had op 24 Sept. 1566. In dezen tijd zal hij de eersten Kruissynoden van 1565 en 1566 hebben bijgewoond (Troffel en Zwaard VII, 223; VIII, 265, 269). Zijne laatste predikatie, op 9 April 1567 te Antwerpen gehouden, is naar de aanteekeningen van een der hoorders in 1567 in druk verschenen en in 1579 herdrukt. Balck zelf be-
zorgde eene uitgave (Amst. 1590) onder den titel: Het Cleyn-Mostertzaet B. Glasius deed (Dordr. 1858) een herdruk der ed. van 1579 verschijnen o.d.t.: Leerrede over Markus IV: 30-33 door Isbr. Trabius; (zie over zijn verblijf te Antwerpen (1565-1567): Arch. voor Kerkgesch., 1844, 152 v.; Nieuwe bijdragen tot kennis van hetLutheranisme in de Nederl. I, 126, aant. 5; II, 16). Hij was geen lutheraan, maar wel hoopten sommigen, dat hij zich zou laten vinden voor eene vereeniging der protestanten onder de augsburgsche confessie (zie: G.J. Brutel de la Rivière, HermannusModed(Haarl. 1879) 74-80; voorts: M.F. van Lennep, Gaspar van der Heyden (Amst. 1884), 57-61; C.
Sepp, Drie Evangeliedienaren (Leiden 1879) 22-27). Merkwaardig is het bezoek dat Balck voorjaar 1567 gebracht heeft aan de gemeente Emden, om voorstellen te doen in het belang der vluchtelingen. Hij was de woordvoerder van eene deputatie uit Antwerpen, Gent, Amsterdam ‘und alle ander umliggende landen’ (zooals later blijkt: Vlaanderen, Brabant, Holland en West-Friesland) (zie: Werken Mamix-Vereeniging, Serie I, dl. II, 107 v.v.; B. van Meer, De Synode te Emden ('s Gravenh. 1892) 138 v.v.)
Het schijnt, dat Balck reeds in 1568 te Norwich een man van invloed was. Met zijne ambtgenooten Antonius Algoet en Theophilus Ryckewaert stond hij niet op goeden voet (zie A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken derXVIe eeuwin Engel, en Duitschl. ('s Gravenh. 1909) 194-199 en de daar genoemde bronnen). 16 Sept. 1571 bepaalde eene commissie, benoemd om de twisten te beslechten, dat Balck en Ryckewaert hun ambten zouden neerleggen, en nooit meer, noch in Norwich noch te Londen, als predikant of ouderling mochten optreden. Balck wordt om zijn karakter steeds geroemd (vergel.: Reitsmaen van Veen, Acta II, 190). In Juli 1572 vinden wij bericht, dat hij een klein halfjaar te Maidstone heeft gestaan; hij is daar gekomen na Nicasius van der Schuere. De gemeente zag Balck noode naar Sandwich vertrekken. In 1573 stelde men te Dordrecht pogingen in het werk om hem als predikant te krijgen, maar hij bleef te Sandwich.
Toen in 1573 koningin Elizabeth aan Sandwich een bezoek bracht, heeft Balck haar uit naam der emigranten een geschenk aangeboden, nl.: ‘een silver kistken, daert kindeken Moses in lagh, daermede te kennen gevende dat de Gemeente, aldaer ghevlucht, was door Godes voorsienigheyt bewaert gheweest, ghelijck-Moses op 't water’. Op 2 Nov. 1575 hield hij een twistgesprek met Adriaan Obry (Obrius). Balck had eene zekere vermaardheid in het leiden van kerkelijke bijeenkomsten; 22 Mei 1576 was hij te Londen praeses der Synode van de hollandsche kerken op engelschen bodem. En toen hij in Mei 1578 weer eene Synode te Sandwich bijwoonde, werd hij naar de Nationale Synode te Dordrecht van 1578 afgevaardigd. Toen hij daar was, hoopte men te Gent, dat de Synode hem naar die stad zou zenden; een schrijven van de edelen en notabelen van Gent kwam in met het verzoek om hen van predikanten te voorzien, ‘ende zonderlinghe van onsen metbroedere Isenbrando, die wy hier oyck grootelicx van doene hebben’. Maar 10 Sept. 1578 is hij te Londen terug en brengt met den medeafgevaardigde, den ouderling Jan van Roo, verslag uit van de handelingen der Synode.
Vóór het einde van 1578 was hij te Antwerpen. 1 Jan. 1581 deed Balck de eerste predikatie in de St. Jacobskerk (M.F. van Lennep, Gaspar-
van derHeyden, 157). De gemeente te Leeuwarden heeft hem in 1580 ter leen gevraagd om te helpen de gereformeerde kerk aldaar te organiseeren. Op de reis uit Antwerpen keerde hij te Amsterdam ofte Balk terug, wegens oneenigheid in Friesland met de doopsgezinden. Op den terugweg over Amsterdam en Leiden werd hij in de laatstgenoemde stad uitgenoodigd om te helpen, de twisten, die de gemeente aldaar beroerden, te beslechten. Zijn persoonlijk einvloed kon echter op den duur den vrede niet herstellen. Hij werd te Leiden hierna in 1581 beroepen, in
1584 voor de tweede maal. Onmiddellijk werd hij er predikant, nadat hij 20 Aug.
1585 voor de laatste maal te Antwerpen had gepreekt, enkele dagen nadat de stad door Parma was ingenomen. Op 30 Sept. 1585 werd hij in het Album Studiosorum te Leiden ingeschreven. Ruim anderhalf jaar heeft hij de gemeente van Leiden gediend.
Was Balckte Leiden reeds in 1580 met Coolhaes in aanraking gekomen, toen hij in 1581 als assessor de Nationale Synode te Middelburg (30 Mei-21 Juni) bijwoonde, bleek zijn gematigd oordeel over dezen: hij kon niet medegaan met het vonnis der Synode, over hem geveld, en heeft daarom dit en de Acta niet willen onderteekenen. Ook door anderen werd deze houding ten zeerste berispt; Hendrik van den Corput bijv. schreef 20 Aug. 1581: ‘hij sal nyet hchtelick wederom ad Synodum gesonden worden’ (vergel.: H.Q. Janssen, Kerkherv. in Vlaanderen I, 65,67 v., 263 v.; II, 68). Op de vergadering werd hij aangewezen om van Antwerpen uit Mechelen te bedienen en werd hem opgedragen ‘een Corpus disciplinae ofte kerckenordenynghe, om der Overheyt ghepresenteert te worden’, met anderen samen te stellen; dit werk is ‘geapprobeert ende last gegeven den generalen staten te presenteren ende te bidden dat syt sancieren’ (F.L. Rutgers Acta, 351,353, 356, 362, 364, 636, 372, 432; Werken Marnix-Vereeniging, Serie III, dl. II, 161).
Nadat Balck anderhalf jaar te Leiden had gestaan (Sept. 1585 tot ongeveer Mei 1587), verhuisde hij naar zijn geboortestreek en stond te Leeuwarden tot 31 Oct. 1589 (Kerkel. Handboek 1911, 164 geeft foutief op: 1581-1589), toen hij op zijn verzoek ontslagen werd. Zijne akte van ontslag is in het ArchiefvoorKerkgesch. (1903, 400 v.) afgedrukt. Balck toont zich overal een gereformeerde van de oudste soort, die het met zijn ruimen blik niet te best kon vinden met degenen, die aan de kerkelijke organisatie alles, ook den vrede en de vrijheid, opofferden. De Synode van Friesland benoemde in 1588 Balck en twee anderen om de zaak van Hero Heynes Frisius, predikant te Dongjum vroeger te Tjummarum ‘tot goede expeditie bij denn Hove tho bevorderenn’. De Synode van Mei 1589 besloot aan den kerkeraad te Leeuwarden met het oog op de geschillen ‘guede vorsichticheyt’ aan te bevelen, ten einde er niet‘wederom’zulk een twist zou ontstaan (Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland in voce; zie verder Reitsma en van Veen, Acta VI 38, 40, 42).
Uit Leeuwarden verhuisde hij eerst naar Amsterdam en vertrok daarna naar Dantzig, van waar uit hij brieven heeft gezonden, gedateerd 12 en 29 Dec. 1590 en 17 Aug. 1591, die aanleiding gaven tot eene hoogst belangrijke correspondentie met den kerkeraad te Londen. De pogingen in het belang der hollandsche gemeente aldaar, zelfs met de tusschenkomst der engelsche Koningin,
zijn op niets uitgeloopen (Archief voor Kerkgesch., 1909, 59v.;Visscher en van Langeraad, t.a.p. en de daar genoemde bronnen en bijzonderheden). Wij vinden Balck nog in 1592 te Deventer; hij vertrok einde Juni van dat jaar weer van hier naar Naarden, omdat men niet in zijn onderhoud kon voorzien. Wij vinden hem evenwel te Naarden eerst in 1594; in Juni 1597 heeft hij de noordhollandsche Synode bijgewoond; in 1598 is hij ontslagen. Volgens Romein, die evenwel vele fouten maakt, stond hij in 1599 te Stavoren, daarna kwam hij wellicht nog eens te Leiden (H.Q. Janssen, t.a p. zegt: te Londen), waar hij overleed (dus niet in 1591, Arch. voorKerkgesch. 1837, 451 v.). Reitsma meent dat hij wellicht te Stavoren is overleden.
Zie nog: Veeris ende Pauw, Vern. Kerkel. Alphabeth(Enkh. 1750), 13; T.A. Romein, Naaml. pred. in Friesl. (Leeuw. 1886) 10, 408; J. Reitsma, Gesch. derHerv. en de Herv. Kerk (Gron. 1899), 105 v.v. 141, 158, 167; J.
Trigland , Kerckel. Historiën (Leiden 1650), 177; J. Reitsma, YsbrandBalck, een predikantenleven in de tweede helft derzestiende eeuw in Friesche Volksalmanak 1899, 46-67; Kerkel. Handboek 1907, Bijl. 131; 1908, Bijl. 132; 1911, Bijl. 164; Hessels Ecclesiae Lond.-Bat. Archivum, register; C. Sepp, Uit het predikantenleven (Leid. 1890), 51,dezelfde, Het godgeleerd Onderwijs (Leid. 1873) I, 51; Arch. v. Kerkgesch. 1910, 365 v.v.
Knipscheer