APELDERN (Herman van) ook Buxhöwden geheeten, broeder van den voorg., overl. 1245 in de door hem gestichte abdij Falkenau O.Cist. Hij was abt der kanunniken van St.
Paulus te Bremen, toen hij door toedoen van zijn broeder Albert tot bisschop van Leale verheven werd 15 Jun. 1220. Hij verplaatste 1224 zijn bisschopszetel naar Dorpat (Tarbatum), een door hem gestichte stad. Na den dood van zijn broeder, den bisschop van Riga, werd hij door de overmacht der duitsche Orde genoodzaakt zijn diocees te verlaten 1229. Volgens Eubel Hierarch. cath. II, 209zou hij een en dezelfde persoon zijn alsHermannus Leonensis,die onder bisschop Willebrandus 1227-1233 in Utrecht als wijbisschop optrad (Hist. episc. Ultraject. 17;Coppens, Kerkgesch. v.
Noord Nederland, (Utrecht 1902) 189). Op verzoek van WiIlem, heer van Egmond, wijdde Herman Leonensis, wijbisschop van Utrecht, de kapel met het kerkhof te Egmond op den Hoef, 8 Oct. 1229. Waarschijnlijk verrichtte Herman nog meerdere wijdingen in ons land en heeft hij invloed gehad op den heer van Egmond, toen deze in 1234 deelnam aan den tocht tegen de Stadingers. Herman verbleef een tijd in de benedictijner abdij Iburg en was werkzaam als wijbisschop in Trier 1229 en 1233, in Munster 1230; in 1234 was hij wedergekeerd in zijn bisdom. Hij deed afstand omstreeks 1245 en begaf zich in de abdij Falkenau, waar hij als monnik overleed en begraven werd. Van Heussen, Hist episc. Ultraject zegt, dat de wijbisschop Herman Leonensis in de abdij St. Servaas te Utrecht werd begraven, zonder hiervoor het minste bewijs te geven.
Zie: J.C. Möller, Geschichte der Weihbischöfe von Osnabrück (Lingen 1887) 22-23; Jo. de Leidis, Chronicon Egmundanum ed. Matthaeus (Lug. Bat. 1692) 45;Janauschek, Origines Cisterciensium I, 236; Winter, Die Cisterc. nordöstl. DeutschlandslI (Gotha 1871), 267; Cistercienser ChronikXXII (1910) 220;
XXIII (1911) 335; J. Böhmer, Regesta imperiiV (Innsbruck 1881-1901), no. 3991, 96, 4297, 8684, 10143.
Fruytier