AMEIDE (Maerten Pietersz. van der), vermoedelijk geb. te Ameide, overl. te Alkmaar9 Dec. 1600, in de geschiedenis onderden naam van van der Mey bekend als de man, die in 1573 de friesche poort hielp openslaan om 's Prinsen krijgsvolk te Alkmaar in te laten, die zich 's nachts door het spaansche leger waagde
om een brief over te brengen aan Sonoy te Schagen, kloekmoedig sprak in de vergadering van Gecomm. Raden te Hoorn, van daar naar den Prins te Delft werd gezonden, en terugkeerde met een brief waarin, zoo noodig, het doorsteken der dijken werd toegezegd; maar hij geraakte te water en verloor zijn brief, welke, in 's vijands handen ge-
vallen, dien te meer bewoog om het reeds zooveel offers gekost hebbende beleg op te breken.
Van der Mey werd poorter van Alkmaar 19 Aug. 1572; hij was timmerman, aannemer en houtkooper. In Nov. 1575 kocht hij van de stad een erf op een in de jongste vergrooting aangemaakt eiland, waarop hij een huis bouwde, het huis ter Ameyde genoemd, waarbij hij in 1586 volgens contract met de stad op den breeden wal een houttuin aanlegde. In het laatst van 1594 werd hij ‘met zijne goederen te Deventer gearresteert’, waarom de vroedschap besloot de tusschenkomst van den lands-advocaat bij den Prins te zijnen behoeve in te roepen. In 1595 richtte hij een volmolen op, hetgeen tot een geschil met de voetvollers over het voldersloon aanleiding gaf.
Zijne zonen Jan Maertensz., overl. 1604, en doctor Pieter, overl. 1607, zijn bij hun vader begraven onder een zerk, waarop het wapen ook de palen van Ameide vertoont. In het register der grafgelden heet onze Maerten Pietersz. ‘van Vianen’. Zijne dochter Janneke huwde met Jacob Verschuyre, koopman te Amsterdam, die in 1624 het huis ter Ameyde verkocht.
Zie: Alkmaarsche Courant 1892, nos. 75 en 131.
Bruinvis