NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Adolf, van egmond

betekenis & definitie

ADOLF van Egmond, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, zoon van Arnold, hertog van Gelre, en Catharina van Kleef, geb. 1438, overl. 27 Juni 1477. Hij huwde in 1464 Catharina van Bourbon, die21 Mei 1469 overleed na hem twee kinderen te hebben geschonken.

Philippa, die in 1485 René van Lotharingen huwde, en Karel (geb. 9 Nov. 1467). Aangaande zijne jeugd is ons zoo goed als niets bekend. Eerst in het jaar 1457 trad hij op den voorgrond, toen Philips van Bourgondië, zijn oudoom, in een brief aan de vier geldersche hoofdsteden hun de belangen van de hertogin en haren zoon aanbeval en o.a. den raad gaf, laatstgenoemde tot ruwaard aan te stellen in de plaats van zijn voor de regeering niet geschikt geachten vader. Vergezeld van zijne moeder, begaf Adolf zich naar Philips' leger vóór Deventer, waar de middelen beraamd werden om Arnold af te zetten. Nadat verschillende pogingen om de zaak in der minne te schikken mislukt waren, kwam het in 1459 tot eene openlijke breuk, waarbij Nijmegen partij trok voor Adolf, de overige kwartieren voor den ouden hertog. Van het Overkwartier had Venlo zich bij

de partij van Adolf gevoegd, waarom Arnold die stad, waarin zijn zoon zelf zich bevond, belegerde. Ten zeerste in het nauw gebracht riep Adolf de bemiddeling van zijn oom Willem van Egmond in. Het gevolg hiervan was het batenburgsche verdrag van October 1459, waarbij de verhouding tusschen vader en zoon voor de toekomst werd geregeld. De jaren tusschen dit verdrag en de gevangenneming van Arnold in 1465 kenmerken zich door allerlei geschillen tusschen dezen en zijnen zoon en beider aanhangers. Na eene bedevaart van Adolf naar Palestina bracht hij een bezoek aan het bourgondische hof en trad in 1464 in het huwelijk. 10 Jan. 1465 had de gevangenneming van Arnold te Grave plaats met goedvinden van drie der geldersche kwartieren: alleen het Overkwartier bleef den ouden hertog getrouw. In Nov. van het zelfde jaar deed deze, in gevangenschap te Buren, afstand van de regeering ten behoeve van zijn zoon.

De hertog van Kleef, de heeren van Egmond en van Culemborg zeiden Adolf naar aanleiding van zijne handelwijze in 1466 de vriendschap op; bij zijne onderdanen vond hij daarentegen steun, ook bij het Overkwartier. Na velerlei vijandelijkheden en mislukte onderhandelingen behaalde Adolf ten laatste 22 Juni 1468 bij Stralen eene overwinning op de Kleefschen, die de aanleiding werd tot den vrede tusschen Adolf en zijne tegenstanders. Het wantrouwen bleef echter aan beide kanten bestaan en werd aangewakkerd door hertog Karel van Bourgondië, die in 1467 zijn vader Philips was opgevolgd en die de heeren van Egmond op in het oog vallende wijze begunstigde. In 1470 begon hij zich onmiddellijk in de geldersche zaken te mengen. De paus had hem verzocht zich het lot van Arnold aan te trekken, hetgeen ten volle met zijne heerschzuchtige bedoelingen strookte. Hij riep Adolf ter verantwoording tot zich naar Hesdin en deze gaf daaraan tot zijn ongeluk gehoor.

In 1471 bewoog Karel Adolf zijn vader te laten ontslaan en naar Amiens in zijne legerplaats te doen komen. Hier werden vruchtelooze pogingen aangewend om eene verzoening tot stand te brengen: Adolf verklaarde, dat zijne onderdanen nooit zouden toelaten, dat zijn vader ook maar in het geringste deel van zijne vorige macht werd hersteld. Ten slotte verloor Karel zijn geduld en nam Adolf (Febr. 1471) gevangen. Achtereenvolgens heeft hij te Rijssel en te Kortrijk gevangen gezeten, totdat de dood van Karel (Jan. 1477) hem zijne vrijheid hergaf. De Vlamingen kwamen in opstand tegen Karels dochter Maria en bevrijdden Adolf. Op het vernemen hiervan zonden de geldersche hoofdsteden een gezantschap om hem te kennen te geven, dat zij het land voor hem bewaarden en hem bij zijne terugkomst weder als hertog zouden ontvangen, welke verklaring in April door den Landdag te Nijmegen werd bekrachtigd.

Er was zelfs sprake van een huwelijk tusschen hem en hertogin Maria. Hij zou echter zijn vaderland niet wederzien. De Vlamingen hadden hem gesteld aan het hoofd van een leger, dat den voortgang derfransche wapenen zou stuiten. Bij eene poging om een uitval van het garnizoen van Doornik te beletten sneuvelde hij 27 Juni 1477.

Zie over hem o.a. Pontanus, Historia Gelrica 551-558; Slichtenhorst, Geldersse geschiedenissen 269-275; Nijhoff, Gedenkw. IV.

van Veen

< >