ADA van Schotland, zuster der koningen Malcolm IV (1153-1165) en Willem den Leeuw (1165-1214), kinderen van Hendrik van Huntingdon (een zoon van koning David I), huwde in 1162 Floris III, graaf van Holland (1157-1190). Zij werd uit Schotland afgehaald door een gezant-
schap aan welks hoofd Wiboldus, abt van Egmond, stond en bekwam als medegave het graafschap Garioch (bij Inverury, ten noorden van Aberdeen). Het was voornamelijk op dit schotsche bezit, dat in 1291 Ada's achter-achterkleinzoon, graaf Floris V, zijne aanspraken op den schotschen troon grondde. Ada komt in verscheidene oorkonden met haren man en later met haren zoon, graaf Dirk VII, voor, trad meermalen bemiddelend op tusschen hare, elkaar vijandige zoons Dirk en Willem en wordt het laatst vermeld in 1205. Zij was de moeder van vier zoons en vier dochters, waarvan wij noemen: graaf Dirk VII, Floris, domproost te Utrecht, graaf Willem I, Ada gehuwd metOtto markgraaf van Brandenburg en Margaretha,de vrouw van graaf Dirk van Kleef; van de drie anderen zijn niet veel meer dan de namen bekend.
Zie: Oorkab. van Holland en Zeeland;Annales Egmundani en Chronicon Egm.; Melis Stoke,2e boek en 3e boek, vs. 220 en vlgg. - Over de schotsche kwestie: Obreen, Floris V (Gent 1907) 27 en 100.
Obreen