(Lat. = het gesprokene), bij de Romeinen: de uitgesproken wil der goden, aanvankelijk betreffende de toekomst: godspraak, orakel. Later veeleer: de onafwendbare, onherroepelijke wil der goden betreffende het levenslot en de dood van de mens: noodlot (cf.
Gr. moira).