* 1751 te Namen, ✝ 22. 12. 1820 te Amsterdam, oudste zoon van J. W.
Kleine, hoboïst evenals zijn vader, was bij de hofkapel en bij de Fransche opera aangesteld en na de omwenteling kreeg hij eenzelfde plaats in de garde van Lodewijk Napoleon. Bij de verplaatsing van de residentie naar Amsterdam in 1805 vertrok hij ook daarheen, waar hij tot zijn dood als musicus bleef wonen. Zijn 3 zoons Willem Johan, Johannes Christoffel en George Wilhelm waren eveneens bekwame musici.