Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Theodor krause

betekenis & definitie

* 1. 5. 1833 te Halle a. S., ✝ 12. 12. 1910 te Berlijn, zangleeraar.

Was leerling van Fr. Naue, M. Hauptmann, Blumner, enz. te Berlijn. Richtte 1880 een kerkkoor te Berlijn op, was dirigent van Seifferts zangvereeniging, en werkte als muziekcriticus mede aan verschillende periodieken. Werd 1887 Kön. Musikdirektor, 1894 professor, 1895 zangleeraar aan het Inst. für Kirchenmusik. Zijn zangonderwijs was in het bijzonder gericht op het van het blad zingen. Zijn methode vindt men uiteengezet in Die Wandernote, (lste uitg. 1888) met vier bundels Deutsche Singeschule (1888 — zesde druk 1901). Componist van ongeveer 100 geestelijke en wereldlijke liederen en koren, waaronder eenige bekroonde mannenkoren.

< >