(Portret plaat 13), * 15. 5. 1813 te Pest, ✝ 15. 1. 1888 te Parijs, pianist en componist, leerling van Anton Halm. Heeft aanvankelijk enkele jaren concertreizen gemaakt, was 1830—1838 te Augsburg gevestigd, waar hij zijn muzikale studiën voortzette, begaf zich daarna naar Parijs, waar hij bevriend werd met Chopin, Liszt, Berlioz enz. en als concertpianist en leeraar zeer bekend werd.
Is een der groote meesters van kleine kunst. Zijne meer dan 150 composities zijn beknopt maar karakteristiek van vorm en uitdrukking, zonder tot salonmuziek te ontaarden. Wij noemen zijn Tarantelles (op. 53, 61, 85, 137), vele Etudes, Nuits blanches op. 82, Promenades d'un solitaire op. 78 en 89, Préludes op, 81, 119 en 150, verder vier sonates, caprices, balladen, walsen enz. Een biogr. schets van H. schreef H. Barbedette (1876).