* 2. 5. 1846 te Warschau, ✝ 23. 7. 1909 te Wiesbaden, was leerling van Moniuszko te Warschau. Begon zijn loopbaan als muziekleeraar aan een blindeninstituut en vond een notenschrift voor blinden uit.
Na nog bij Kiel te Berlijn te hebben gestudeerd, werd hij 1876 sted. muziekdirecteur te Konstanz, keerde 1881 naar Warschau terug. Werd er dirigent der muziekvereeniging en leeraar aan het cons., later 2de dirigent der opera en der Warschauer Philharmonie. Componist van 3 symphonieën, het symph. gedicht De Steppe op. 66, concertouvertures en andere orkestmuziek, koren en liederen, balletten, een piano- en een strijkkwartet, de opera's Livia Quintilla (1900), Wyrok (1907), de Strijd om den grensmuur (1900), 2 operettes, de verzameling volksliederen Piesni Ludu (1892) en Litauische Volksmelodien (1900), enz.