* 21. 11 1877 te Obemdorf, studeerde te Leipzig (o.a. bij Reinecke, Jadassohn en Reisenauer), werd 1902 leeraar aan het cons. te Maagdenburg, 1919 leeraar voor compositie, theorie en piano aan het cons. te Leipzig. Was aanvankelijk in zijn composities hoogst modern (Debussy, Schönberg, Scrjabin), is later gematigder geworden in zijn harmonisch-polyphone vormen.
Karg-Elert is door zijne talrijke belangrijke composities (voornamelijk voor „Kunstharmonium") algemeen bekend. Zijn werken zijn te groot in aantal om hier te vermelden, wij noemen slechts: Die Kunst des Registrierens op. 91: Hohe Schule des Legatospiels op. 94; 2 Sonaten op. 36 en 46; 8 Stücke op. 26; Aquarellen op. 27, enz., voorts voor orgel o.a. Passacaglia op. 25; Choral Improvisationen op 65; 20 Pra- und Postludien op. 78; voor piano o.a. Sonate op. 50; 3 Sonatinen, verder een Vioolsonate op 88, een cellosonate op. 71, een orkestsuite op. 21, een strijkkwartet op. 100, een kamersymphonie en zeer vele andere werken voor harmonium, piano en zang, eenige theoretische werken op het gebied van orgelspel, alsmede Eine moderne Klang- und Tonalitatslehre zagen van zijn hand het licht.