* 10. 1. 1854 te Weenen, ✝ 11. 1. 1922 aldaar, componist en dirigent zoon van den historieschilder Von Perger, studeerde bij Zellner (comp.) en Fr. Schmidtler (cel), nam 1878 deel aan den Bosnischen veldtocht, studeerde 1878—1882 en verder met behulp van een beurs, o.a. bij Brahms en volgde 1890 Gernsheim op als dirigent van „Toonkunst" te Rotterdam, was 1895—1900 dirigent der „Gesellschaftskonzerte" te Weenen, werd 1897 tevens naast Kremser dirigent van den „Wiener Männergesangverein" en was 1899— 1907 directeur van het cons. der „Gesellschaft der Musikfreunde".
Toonde zich een volgeling van Brahms, componeerde o.a.: drie opera's (Der Richter von Granada, 1889, Die vierzehn Nothelfer, 1891, Das stählerne Schloss, 1904), drie strijkkwartetten, een strijkkwintet, een vioolconcert, enz. Schreef een biografie van Brahms (1908), enz.