(Portret plaat 35), * 23. 7. 1825, te Amsterdam,✝ 14. 5. 1904 te Utrecht, werd door zijn ouders reeds vroegtijdig naar de Haagsche muziekschool gezonden, waar hij zijn opleiding genoot van Bertelman. Na een kunstreis door de Rijnprovincie, die den jongen Nederlander veel succes verschaft had (Hol was een zeer bekwaam pianist), vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij spoedig als dirigent van zangvereenigingen naam maakte.
In 1862, toen hij ook directeur was van de afdeeling Amsterdam van „Toonkunst", kreeg hij een benoeming te Utrecht, als opvolger van Kufferath; Hol nam die benoeming aan en gedurende tal van jaren is hij in de bisschopsstad werkzaam gebleven. Zijn taak was daar veelomvattend; hij leidde de aloude Stadsconcerten (Collegium, Musicum Ultrajectinum, gesticht in 1631), was organist van de Domkerk, directeur van „Toonkunst", directeur van de Muziekschool en, alsof dat nog niet genoeg was. stelde hij zich in 1878 aan het hoofd van de Haagsche mannenzang' vereeniging Caecilia welke onder zijn leiding wel de eerste uit den lande werd en ook thans nog een eerste plaats onder de Ned. mannenzangvereenigingen inneemt. Ook als dirigent van de „Diligentia-concerten" te 's-Gravenhage en van de concerten in het Paleis te Amsterdam is Hol zeer bekend geweest. Hol heeft veel gecomponeerd, meer dan 125 werken, en veel van die composities — het meerendeel — is reeds lang vergeten; hij leeft nog voort in Hollandsche liederen en in mannenkoren zooals; Bede, Hollands Glorie, Leidens Ontzet, De Kabels los, De Rots in Zee, Vrede e.a. Voorts heeft Hol vier symphonieën geschreven, een muziekdrama Floris V, een zangspel Uit de branding. een Vondel-cantate, De vliegende Hollander, Der blinde König een ballade voor soli, koor en orkest, gelegenheidscantaten en orkeststukken Erklärung en De Opstanding. Als dirigent is Hol waarlijk groot geweest; van zijn paedagogische talenten getuigen zijn vele leerlingen, waarvan wij als nummer één Joh. Wagenaar noemen, die bij gelegenheid van Hols honderdsten geboortedag over zijn buitengewone capaciteiten als musicus geschreven heeft. In 1906 is te 's-Gravenhage — waar Hol zijn laatste levensjaren doorgebracht heeft — aan de Stadhouderslaan een bronzen borstbeeld van den meester onthuld.