* 25. 7. 1657 te Esens, ✝ 17. 4. 1714 te Rudolstadt, waar hij sinds 1680 hofkapelmeester was. Met zijn suites voor orkest, en voor solo-instrumenten toont hij zich een leerling van Lully, als componist van liederen (Harmonische Freude) de laatste vertegenwoordiger van beteekenis van het oude Duitsche lied, dat aan de aria voorafging.
Componist van de opera Die Plejaden en cantates.