* 27. 11. 1872 te Frankfort a. d. Oder, neef van Hedwig Niemann-Raabe, dirigent.
Leerling van de Hochschule für Musik te Berlijn (Bargiel), was 1894—1899 kapelmeester der stadsschouwburgen te Königsberg, Zwickau en Elberfeld, werd 1899 dirigent van de toenmalige Nederlandsche opera te Amsterdam, trad 1903 op als dirigent van het Kaim-orkest te München, werd 1906 de leider van het gereorganiseerde Kaim-orkest te Mannheim. 1907 eerste hofkapelmeester te Weimar, 1910 custos van het Lisztmuseum, en voorzitter van de commissie voor de uitgave van Liszts gezamenlijke werkeu. Promoveerde 1916 te Jena tot Dr. phil. op een proefschrift Die Entstehungsgeschichte der Orchester werke Liszts. In 1920 volgde zijn benoeming tot General Musikdirektor te Aken en 1924 tot gewoon hoogleeraar h. c. aan de Technische Hoogeschool te Aken. Wordt in Nederland, Engeland en elders als gastdirigent zeer gewaardeerd. Componeerde liederen en pianomuziek, bezorgde o.a. de uitgave van Liszts Ungarische Rhapsodien in bovengenoemde volledige Liszt-uitgave, publiceerde eenige essays op muziekgebied alsmede een voortreffelijke biographie van Liszt (193i).