(lat.).
1) in de mensurale muziek der 12de en 13de eeuw een perfecte longa met de waarde van een heele maat (toenmaals nog 3-deelig).
2) sinds de 14de eeuw de 3-deelige waarde van een noot; de brevis was echter niet altijd =: 3 semibrevis, maar was de 3-deelige maateenheid. Zoo ook voor andere notenwaarden. De imperfectio schreef de 2-deeligheid voor, ook al was perfectio voorgeteekend.
3) in de ligaturen de waarde van de slotnoot (ultima) als longa.