* 25. 4. 1841 te Weenen, ✝ 28. 2, 1908 aldaar, vermaarde operazangeres (sopraan). Zong als kind in een kerkkoor, werd als jong meisjes koriste bij het Karnthnertor-Theater, kreeg intusschen zangles van Rupprecht, Lewy en Uffmann, en werd door den intendant von Hülsen, toen hij haar in een paar kleine partijen had gehoord, naar Berlijn medegenomen om op te treden bij de Kon.
Opera. Van 1861 tot 1872 was zij daaraan verbonden, intusschen ook in andere hoofdsteden zingend en overal triomfen vierend. Maar toen 1869 Therese Mallinger naast haar als eerste zangeres aan de opera verbonden werd, ontstonden er conflicten en 1872 zegde zij Berlijn vaarwel. Zij maakte een tournée door Amerika, was 1874—1889 aan de Weensche opera verbonden wat haar niet verhinderde herhaaldelijk op reis te gaan, waarbij zij o.a. in 1876 in Nederland optrad. Van 1869 tot 1871 is zij gehuwd geweest met bar. von Rhaden, later met den heer von Wallhofen.