* 11. 1. 1872 te Berlijn, componist. Studeerde te Berlijn.
Werd dirigent en leeraar aan de R.A. of M. te Londen (1896), daarna leeraar te Weenen (Neues Konservatorium), directeur van het Mozarteum te Salzburg en leeraar aan het conservatorium te Leipzig tot 1924. Sept. 1930 werd hij tot dirigent van het Sternsche Konserv. te Berlijn benoemd. G. schreef talrijke werken, opera's, orkest- en kamermuziek. Hij is een degelijk, gematigd-modern componist, doch treedt niet bijzonder op den voorgrond. Van zijn werken noemen wij voor orkest: een Symphonie D mol (Schmied Schmerz) op. 39, Suite Aus dem Reiche des Pan op. 22, Bukolische Landschaft op. 81, Romantische Phantasie op. 41, Ouverture Juventus academica op. 73, Gotische Suite op. 74; de opera's: Das Narrengericht op. 38, Don Juans letztes Abenteuer op. 42, Theophano op, 48, omgewerkt als Byzanz (1918), Schirin und Gertraude op. 51, Hanneles Himmelfahrt (1927) en verder kamermuziekwerken en liederen (Galgenlieder).