Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Oskar nedbal

betekenis & definitie

* 26. 3. 1874 te Tibor (Boh.), ✝ 24. 12. 1930 te Agram, volgde tot 1892 het cons. te Praag, waar hij o.a. compositie studeerde bij Dvor&k, was altist van het mede door hem opgerichte Boheemsche kwartet. Nam 1906 zijn ontslag om als dirigent van het TonkünstlerOrchester te Weenen op te treden.

Bleef dit tot 1919, was daarna tijdelijk dir v. d. Weensche volksopera en korten tijd te Praag gevestigd. In 1923 werd N. algemeen muzikaal leider aan den nationalen schouwburg te Bratislawa. Componist o.m. van de balletten Der faule Hans (1902), Groszmütterchens Marchenschatze (1908), Prinzessin Hyazintha (1911), Des Teutels Groszmutter (1912) en Andersen (1914), de operettes Die keusche Barbara (1910), Polenblut (1913), Die Winzerbraut (1917), Die schone Saskia (1917) en Eriwan (1918) en de opera Bauer Jakob (1922), verder variaties voor piano, Scherzo-Caprice voor orkest, sonate voor viool en suite voor orkest en liederen, enz. Tijdens een kort verblijf te Agram, maakte hij in een aanval van neerslachtigheid een einde aan zijn leven door uit een venster te springen.

< >