Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Oratorium

betekenis & definitie

(lat.: it.: oratorio).

1) bidzaal;
2) muzikaal kunstwerk, waarvan de oorsprong in deze bidzalen, waarin zij werden uitgevoerd, gezocht moet worden. Het eerst geschiedde dit door de godsdienstoefeningen van Filippo Neri tegen het einde der 16de eeuw. Het waren hymne-achtige lofzangen (Laudi), met moraliseerend-allegorischen inhoud en acteerende dialogen, als in de middeleeuwsche mysteriespelen. Langzamerhand verdwijnt uit deze werken de scènische handeling en worden ook bijbelsche onderwerpen gekozen. In denzelfden tijd ontstaat ook het wereldlijke O. in den „Stile rappresentativo" (Cavalieri, Monteverdi, Mazzochi). Wat in het latere O. nog overblijft van de scènische vertolking is de figuur van den verteller. De oorsprong van het O. ligt dus in Italië. In Frankrijk, waar Charpentier, leerling van Carissimi, het invoerde, kon het geen wortel schieten. In Italië moet men dan nog onderscheiden tusschen het Italiaansche O. (op Ital. tekst) en het Latijnsche O. (dat met de godsdienstoefening verbonden blijft). Het grondkarakter van dit O. is solistisch; eerst aan het slot van een afdeeling treedt het koor op. In Weenen en Duitschland nam men veel van het Italiaansche O. over, totdat een hervormingsbeweging optrad, ten gunste van bijbelsche onderwerpen, waaraan de tekstdichters Zeno en Metastasio ijverig deelnamen. Van deze beweging ging later de groote opbloei uit van het O. van Händel, die zoowel het wereldlijke, als het geestelijke genre tot een geweldig hoogtepunt wist op te voeren. Daarna taant de ontwikkeling onder den invloed van het sentimentalisme der opkomende romantiek, om dan een opleving door te maken in Haydn, die in de voetsporen van Händel treedt. Doch dan verkrijgt de romantiek met haar sentimenteele trek en kleinburgerlijkheid weer de overhand, waarbij het aan Mendelssohn gelukt, opnieuw belangrijke werken aan het licht te brengen, waarbij hij zich nauw bij Händel, vooral bij Bach aansluit. Daarna verliest zich de compositie van het O. in de geweldige massaproductie der 19de eeuw, waaruit slechts weinige werken een eenigszins blijvend karakter bekomen (Liszt, Franck, Benoit, Tinei). In Engeland blijft de productie sterk onder den invloed van Händel, ook van Haydn en Mendelssohn staan. In Italië, waar de oorsprong van het genre ligt, verzandt de stroom geheel; alleen Perosi gelukt het eenigszins een renovatie van den ouden Italiaanschen stijl te bewerken. In de overige landen is met meer of. minder geluk het genre O. beoefend. — Het O. is een tweeslachtig genre, dat deels dramatisch, deels episch, deels ook lyrisch-contemplatief is en reeds door de vroegere scènische behandeling het midden houdt tusschen de opera en de cantate. Evenals deze beide ontstaat ook het O. in een keerpunt der ontwikkeling (overgang 16de—17de eeuw), dat ligt tusschen het vocale middeleeuwsche en het instrumentale nieuwe tijdperk en daardoor ook de vermenging en dooreenvlechting van beide elementen vertoont. (Chrysander, lieber das O., Böhme, Geschichte des O., Pasquetti, L’oratorio musicale in Italia, Schering, Geschichte des O., enz. Ook: Henri Zagwijn: He dendaagsche stroomingen in de muziek).

< >