* 5. 2. 1810 te Bergen (N.) ✝ 17. 8, 1880 aldaar, een zeer vermaard violist, leerling van Paganini. Het romantische verhaal gaat, dat hij in 1829 tegen den wil zijner ouders naar Kassei ging om leerling van Spohr te worden, doch dat hij, toen hij bemerkte, dat hij niet met zijn meester kon opschieten, naar Parijs ging om zich onder Paganini te stellen.
In Frankrijks hoofdstad werd hij echter van al zijn bezittingen, tot zijn viool incluis, beroofd. Uit wanhoop sprong hij in de Seine, werd echter nog tijdig gered en een rijke dame ontfermde zich over den jongen man, bezorgde hem een Guarnerius en bevorderde, dat hij onder Paganini's leiding kwam. Na zijn studiën voltooid te hebben, heeft Ole Buil een zwervend virtuosenleven door heel Europa en Amerika geleid. In 1848 keerde hij naar Bergen terug en richtte er een nationalen schouwburg op, kreeg echter ongenoegen met het gemeentebestuur, trok weer de wereld in en verloor in de Ver. Staten zijn vermogen, dat hij in een Noorsche kolonie in Pennsylvanië had gestoken. Na een tournee keerde Buil naar zijn geboortestad terug, doch herhaaldelijk maakte hij nog reizen, ook door ons land, en oogstte lauweren met zijn virtuoos vioolspel. Buil heeft een en ander voor zijn instrument geschreven, o.a. fantasieën op Noorsche thema's. Zijn brieven zijn door Jonas Lie in 't licht gegeven. Van zijn levensbeschrijvingen vermelden we die van de hand van zijn tweede vrouw Sarah C. Buil, in 1886 te Londen verschenen.