* 2. 1. 1837 te Nishni Nowgorod, ✝ 28. 5. 1910 te St. Petersburg, pianist en componist.
Studeerde aanvankelijk natuurwetenschappen te Kasan, maar wijdde zich later aan de muziek. Hij ging in 1855 naar St. Petersburg, waar vooral Glinka zijn pianospel bewonderde, en werd daar leider van de jong-Russische school en een van de „Vijf” (Cui, Moussorgsky, Rimsky Korssakof, Borodin en Balakiref). Stichtte in 1862 de Vrije Muziekschool, leidde de concerten er van en dirigeerde de concerten van de keizerlijke muziekvereeniging, terwijl hij tevens vele jaren aan het hoofd stond van de keizerlijke hofkapel.Van zijn werk noemen wij: muziek bij Shakespeare's King Lear, de symphonische gedichten Tamara en En Bohème, twee symphonieën, een Spaansche, een Tsjechische en een Russische ouverture, een Chopinsuite voor orkest, een pianoconcert, de pianofantasie Islamey, welke een der moeilijkste werken voor klavier wordt geheeten, en een groot aantal liederen. Ook verzorgde hij een bloemlezing uit de werken van Tausig en deed een verzameling Russische volksliederen verschijnen.