* 3. 10. 1881 te Lublin, componist. Leerling van het cons. te Warschau (Statkowski, Noskowski, Mlynarski), studeerde 1906 bij Nikisch dirigeeren en bij Riemann theorie, vestigde zich 1909 te Wilna, waar hij een symphonieorkest oprichtte, was 1914—1921 woonachtig te Parijs, waar hij kamermuziek met ongewone bezetting (b.v. fluit, klokkenspel, piano), de opera Tamara, de orkestsuite Villafranca, het ballet The Fable, componeerde.
Zijn werk is zeer modern Fransch en Oostersch getint. Tot zijn latere werken behoort o.a. Phantasmen, vier composities voor orkest op oude Oostersche motieven, waarbij een menschelijke stem zingt zonder tekst. Is thans te Ragusa gevestigd, waar hij een opera Prins Mirko heeft voltooid.