(grieksch: /j,é\os), bij de Grieken het totaal van het melodische (bij ons melodie) in tegenstelling van den rhythmus. Het M. bevat het stijgen en dalen der tonen, het zuiver vormende element der melodie.
De leer van het M. heet Melopoiie ( fieXoiroUa. ) en is eng verwant met de leer van den Rhythmus: Rhythmopoiie. De Grieken kenden verschillende typen van M.: het Dorische, Phrygische, Lydische en Mixolydische, waaruit ontelbare melodievormingen konden ontstaan (Zie ook R. Lach, Studiën zur Entwicklungsgeschichte der ornamentalen Melopöie.)