* 23. 10. 1877 te Roermond, dirigent en componist. Ontving het eerste muziekonderricht van zijn ouders, die beide bekwame musici waren (zijn vader, Louis G., was 33 jaren dir. der Kon.
Harmonie te Roermond) en studeerde daarna aan het conserv. te Gent, dat hij reeds op 16-jarigen leeftijd met de gouden medaille voor piano, viool en compositie verliet, waarna hij eenige jaren als leeraar voor de middelbare pianoklassen aan deze instelling was verbonden. Intusschen zette G. zijne studiën voor compositie voort bij Ad. Samuel; na diens dood werd hij tevens tot dirigent van het Grand Théatre te Gent benoemd. Vervolgens was hij 3 jaren als operadirigent te Rouaan werkzaam en trad tevens als violist op vele groote concerten (o.a. te Ostende, Brugge, Gent, enz.) op. In 1914 werd G. als opvolger van zijn vader tot dir. van de Kon. Harmonie te Roermond benoemd, welke functie hij nog steeds waarneemt. Van zijne talrijke composities noemen wij de oratoria Priester glorie en Tobi, een opera-comique Le galant confondu, een orkestballet Les amours de Colombine, voorts cantaten, sonates, vele liederen en werken voor harmonieorkest.