* 25. 9. 1829 te Zutfen, ✝ 16. 4. 1906 te Nijmegen, broeder van vorengen., violist, leerling van zijn vader en Vrugtman te Doesburg, daarna van de Kon. Muziekschool te 's-Gravenhage en ten slotte van De Bériot en Fétis te Brussel.
Begon zijn carrière als 1ste violist bij de Italiaansche Opera, was vervolgens van 1853 tot 1865 te Groningen gevestigd als directeur van het Harmonieorkest, en de liedertafel „Gruno". Van 1865 tot 1875 was hij te Batavia werkzaam als dirigent van de Verg. „Toonkunst Aurora". Bij zijn terugkeer vestigde hij zich eerst te Leeuwarden, daarna te Amsterdam, waar hij o.a. koorrepetiteur bij de opera Van der Linden is geweest. Van zijn werken noemen wij behalve het oratorium Daniël het pianostuk Aquila dat 20 uitgaven mocht beleven, Koren met orkest (Trost der Nacht, Wandtrvöglein, Abendgesang), liederen, enz.