* 7. 4. 1851 te Berlijn, ✝ 10. 6. 1895 te Cambridge bij Boston. Leerling van de Hochschule te Berlijn, was 1873—1880 te Milaan gevestigd, waar hij koordirigent was aan het Teatro dal Verme en in 1875 de Societë del Ouartetto Corale oprichtte.
In hetzelfde jaar hielp hij te Venetië Wagners Rienzi instudeeren. Telken jare nam hij eenige maanden vacantie om in andere plaatsen als dirigent op te treden. In 1880 ging hij naar Berlijn en werd daar 1881 leeraar aan het cons. van Scharwenka, 1887 werd hij dirigent te Dublin, 1892 dir. der vocale afd. v. h. New. Engl. Cons. te Boston. Componist van degelijke kamermuziek, twee mysteriën, de opera's Pietro Candiano IV, Judith en Vera, waarvan de laatste 1881 te Hamburg is gegeven, een symph. gedicht Azorenfahrt. Schreef in Waldersee's Sammlung musikalischer Vorträge, een verhandeling Ueber den Stand der öffentlichen Musikpflege in Italien (1881) en gaf 1882 in het licht Aus dem Tagebuch eines wandernden Kapellmeisters.