Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Marix loevensohn

betekenis & definitie

(Portret plaat 63), * 31. 3. 1880 te Kortrijk, cellist, leerling van het Kon. cons. te Brussel, waar hij in 1894 den eersten prijs voor violoncel met de hoogste onderscheiding verwierf. Debuteerde in Juli 1894 te Londen in een Nikischconcert te Queens Hall.

Nam hierop gedurende een reeks van jaren deel aan concerttournées met vermaarde kunstenaars als Paderewski, Leschetizky, Adeline Patti, deed zich daarna in 1896 in het Concertgebouw te Amsterdam hooren, was vervolgens cellist in de strijkkwartetten van Thomson (Brussel) en Wilhelm) (Londen), tenslotte van Eugène Ysaye en vestigde zich in 1907 te Berlijn. Daar was hij leeraar aan de conserv. van Klindworth-Scharwenka en van Stern, en organiseerde in 1910 de Loevensohnconcerten voor de uitvoeringen van moderne kamermuziek. Twee jaar later werd hij verbonden aan de Hochschule für Musik. In 1914 wordt hij soldaat bij het Belgische leger doch reeds in 1915 verbindt hij zich als cello-solist bij het Amsterdamsche Concertgebouworkest, wordt lid van het Concertgebouwkwartet, richt in Juni 1928 het Concertgebouw-trio op met Louis Zimmerman en Jaap Spaanderman. In 1920 hoofdleeraar aan het Kon. Cons. te Brussel en in 1927 bij de Rotterd. muziekschool zonder echter zijn positie bij het Concertgebouw te verbreken.

< >